- H m22h69,5 -

Van de 3,8 miljoen nieuwbakken Belgen spraken er op die Onafhankelijkheidsdag 1,5 miljoen Frans, dat waren de Walen in Wallonië, en een meerderheid van 2,3 miljoen sprak Nederlands, dat waren de Vlamingen die in het aan de Noordzee grenzend Vlaanderen woonden waartoe ook de hoofdstad Brussel behoorde. Maar net zoals in de vorige eeuwen stopte ook deze keer de drang van de Franstaligen niet om de Nederlandstaligen te overheersen. Wallonië wierp zich op als het kleine broertje van Frankrijk en zette meteen een offensief in: met de Vlamingen werd geen rekening gehouden. Zij moesten het hardste werk verrichten, maar alle leidinggevende en belangrijke posten gingen naar de Walen. Enkel de Vlamingen die hun moedertaal verloochenden en alleen Frans wilden spreken – de franskiljons – mochten meespelen en van de taart mee-eten. De gevolgen waren voor de Vlamingen rampzalig. Officieren, toppolitiekers, directeurs: Franstalig. Het Belgisch koningshuis: Franstalig en katholiek. Congo, waarmee de Belgische koning Leopold II het koloniaal tijdperk inluidde: Franstalig en katholiek. De Vlamingen mochten en konden geen enkele beslissing van belang treffen en hebben daardoor hoegenaamd niet gezondigd tegen de menselijkheid in dat koloniaal tijdperk. Kort na het ontstaan van België schreef de Vlaamse auteur Hendrik Conscience zijn succesrijk boek ‘De Leeuw van Vlaanderen’, waarmee hij de Vlamingen verse spirit inspoot en hen aanspoorde om te leren lezen. Ondertussen probeerden de Walen en de franskiljons op allerlei manieren de Nederlandse taal in te dijken. Zo werd de uitgave van Nederlandse woordenboeken door hen geboycot. Aangezien een woordenboek de spil is van elke taal, konden de Vlamingen hierdoor in een wurggreep raken. Ondertussen stemden de Walen, geholpen door de franskiljons, regelmatig nieuwe wetten om de Vlamingen in hun greep te houden en om van hen economisch te kunnen profiteren. Met de zogenaamde ‘transfers’ werd enorm veel Vlaams geld naar Wallonië gesluisd. Stiekem infiltreerden intussen de Walen hier en daar in Vlaamse gemeenten – die hen nota bene volgens de neocommunistische wetten niet mochten weigeren – om die te verfransen en nadien in te palmen. Hierbij schoten ze zelfs de hoofdvogel af door Brussel op die manier beetje bij beetje van Vlaanderen af te pakken. Ook lieten ze niet na om de Vlamingen te pesten telkens als ze dat konden. De Vlamingen zagen bijvoorbeeld dat, in tegenstelling tot Wallonië, er in hun steden tweetalige straatnaambordjes werden opgehangen: in het Frans én in het Nederlands. Zelfs lang nadat die tweetalige naambordjes waren verdwenen, omdat Vlamingen ze met de regelmaat van een klok hadden besmeurd, maakte henry het als jobstudent nog mee dat een Vlaamse postbode hieromtrent ten onrechte streng werd gestraft. Als postbode was die niet eens verplicht om Frans te kennen. Hij bestelde elke dag de Olifantstraat in Gent en op een dag kreeg hij een brief in handen die gestuurd werd naar een inwoner van de ‘Rue de l’ Eléphant - Gand’. Omdat hij die straat niet kende, stuurde hij die brief naar de Waalse afzender terug met op de envelop het etiket ‘onbekend adres’. Nadien was henry er getuige van dat die postbode door de franskiljonse postmeester streng werd gestraft. Als de Vlamingen in vredestijd al onbehoorlijk werden behandeld, welk gevaar liepen ze dan niet in oorlogstijd? Later, na de Eerste en Tweede Wereldoorlog, toen de EU ontstond, kregen de Walen van hun in de EU zetelende gelijkgezinde politiekers opnieuw meer steun dan de Vlamingen. Eén ding werd almaar duidelijker: alleen waarachtige Vlaamse partijen – het VB en de N-VA – gingen het in de toekomst voor de Vlamingen opnemen. En daar werden de Vlamingen zich meer en meer terdege van bewust.

 

 

De Leeuw

van

Vlaanderen

 

i