- H m22h70,11 -

 

 

 

CHRISTELIJKE  ACHTERGROND

 

 

Die christelijke achtergrond had enkele voordelen, maar daar waren ook veel nadelen aan verbonden. Iedereen heeft wel al gehoord hoe christenen, die in een zeer triestige of moeilijke situatie waren beland, plots begonnen te bidden. Die geloofden dat God bestond en Hij was hun ultieme strohalm waaraan ze zich wilden vastklampen om uit de kolkende miserie te geraken. God gaf hoop en hielp hen standhouden. Dat was al één voordeel. Het tweede was, dat die christelijke achtergrond – in tegenstelling tot de moslims met hun eergevoelens – schuldgevoelens had gekweekt waarmee een goede samenleving kon worden opgebouwd, een samenleving die vele mensen op het juiste pad hield.

 

Maar er waren ook veel nadelen. Die vloeiden simpelweg voort uit het feit dat het een godsdienst betrof. De geschiedenis leert, dat elke godsdienst ontstond bij een kleine groep mensen – alsdan werd er nog over een sekte of een bijgeloof gesproken – waarbij een ‘profeet’ in naam van ‘een god’ een hoop leerstellingen verkondigde, allerlei gebruiken naar voren schoof en een welbepaalde levenswandel aan zijn volgelingen oplegde. De geschiedenis leert ook, dat in gunstige omstandigheden zo’n ‘sekte’ bijwijlen enorm veel goedgelovige aanhangers kon aantrekken en dan de stempel opgedrukt kon krijgen van ‘godsdienst’. Dat gebeurde ook met het christendom. Aanvankelijk waren de ‘goddelijke’ Romeinse keizers beducht voor de zogenoemde ‘machtige god’ van de christenen. Daarom wierpen ze de christenen in hun amfitheater vóór de ogen van hun op sensatie en bloed beluste Romeinen ten prooi aan wilde dieren. Maar in het jaar 381 waren de christenen zó talrijk geworden – dankzij de zachte aanpak van Constantijn de Grote – dat de toenmalige Romeinse keizer Theodosius de Grote besloot dat hij best wijselijk handelde door hun godsdienst te verheffen tot een staatsgodsdienst. En van dan af aan werd het christendom machtig en gevaarlijk. De paus voelde zich verheven boven alle andere stervelingen, nam aanvechtbare beslissingen, verklaarde zich onfeilbaar en duldde geen tegenkanting. Door de eeuwen heen leidde dit tot onenigheid en maakten zich groepen los van het pauselijk gezag. Het christendom geraakte daardoor totaal versplinterd: zo ontstonden de rooms-katholieken, de orthodoxen, de protestanten en dies meer. Die afscheidingen gingen veelal gepaard met martelingen en moorden. Bekentenissen van de afgescheidenen werden door de katholieken met vreselijke marteltuigen afgedwongen, vrouwen werden als heksen verbrand, hugenoten werden rug aan rug vastgebonden en zo in het zicht van hun echtgenotes en kinderen vanop een brug in het water geworpen. Deze misdaden van de katholieke kerk stonden in schril contrast met wat zijzelf verkondigde, zich baserend op de woorden van Jezus Christus in haar Bijbel in het boek Mattheüs 22 vers 39: “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” Die Bijbel bestaat uit twee grote delen: het Oud Testament, dat in feite een geschiedenisboek is waarin gebeurtenissen staan beschreven van vóór de geboorte van Christus, terwijl het Nieuw Testament een stuk geschiedenis vertelt vanaf de geboorte van Christus. De kerk heeft in elk van die twee testamenten een verzameling aangelegd van boeken. Zo heeft Mattheüs, een apostel van Christus, één van die boeken geschreven. Maar er bestonden meer van die boeken dan deze die de kerk in de Bijbel heeft samengebracht. Waarom de kerk die andere boeken heeft geweerd? Eén reden is henry ter ore gekomen: in sommige boeken werden de vrouwen van het verhaal in belangrijke mate naar voren geschoven en dat zinde de katholieke kerk niet, omdat mannelijke priesters er de leiding moesten krijgen.