- N m13 h23,7 -

 

DIJKBREUK  NABIJ  GENT

 

Als ik me niet vergis, is in die periode een dijk doorgebroken nabij je geboortestad Gent. Is de Zeemacht de inwoners dan niet ter hulp gekomen?

Ja, dat klopt. Het waren trouwens mijn manschappen, die de derde dag werden ingezet, nadat de landmachters in de twee vorige dagen al een gedeelte van de bres hadden gedicht. Mijn divisie werd laattijdig verwittigd, zodat Comdip en ik in spoedtempo de nodige orders moesten geven. 's Anderendaags was het nog donker toen onze pelotons op de paviljoenskoer al klaar stonden om met al het noodzakelijke gereedschap te vertrekken. Er hing een zeer dichte mist en de wegen lagen er bevroren bij. Ik gaf de nodige richtlijnen om ongelukken in onze lange autokaravaan te vermijden. Comdip stapte in een jeep en gaf me teken. Ik zag niet eens de helft van de camions en mijn pelotons en brulde: "Instijgen!" Pas nadat de MAD me had verzekerd dat iedereen in de voertuigen had plaatsgenomen, sprong ik naast de chauffeur van de eerste camion, waarin alle materieel was samengebracht, en we vertrokken terstond.

 

Waren er geen problemen onderweg?

Niet erg. Door de dichte mist reed ik voorbij de juiste afrit. Geen probleem. Via de afrit van Wetteren keerde ik terug, maar werd wel een tijdje gehinderd door een traag zigzaggende, brede Amerikaanse Chevrolet met een enorm panikerend koket dametje aan het stuur.

 

Dan hebben jullie veel tijd verloren door die weersomstandigheden.

Niet erg veel. Gelukkig traint het leger steeds zijn manschappen tegen valstrikken van een mogelijke vijand, waardoor de rest van mijn konvooi mij niet blindelings had gevolgd. Via de juiste afrit waren zij ondertussen al bij de dijkbreuk aangekomen en Comdip had de taken al verdeeld toen ik een kwartiertje nadien met het materieel arriveerde. Wel speet het hen dat zij het pikant zicht op dat koket dametje hadden gemankeerd. Aha.

 

Hoe was de toestand rondom die dijkbreuk?

Slecht. Overal water. Recht vóór mij stak bijvoorbeeld enkel nog het dak van een boerderij boven water. Die mensen zaten echt in de miserie. Ik heb gans die dag plaatsgenomen op de uiterste punt van het dijkgedeelte, dat door de landmacht reeds was aangelegd. Mijn onderofficieren en mannen stonden goed verdeeld. Een deel vulde aan de lopende band zandzakjes. Een tweede groep bracht de zware zakken tot bij mij en dropte ze volgens mijn aanwijzingen. Een derde groep wierp ze in een roeibootje, waarmee twee onderofficieren en enkele matrozen eveneens tot bij mij kwamen varen om er de bres een beetje meer mee te dichten.

 

Heb je die dag de dijkbreuk kunnen dichten?

Helaas niet. Het gat was veel te groot. Mijn mannen hebben gezwoegd, echt waar. Van 's morgens tot 's avonds. Met tussenin wat eten. Ze vroegen zelf om zo vlug mogelijk te mogen voortdoen. Prachtkerels waren dat! De boeren en de inwoners, die sukkelaars zijn ons op 't einde van de dag zelfs nog komen bedanken. Ze beweerden dat de zeemacht op één dag drie keer meer had gedicht dan de landmacht. Dat zal dan wel zijn omdat het met water te maken had, zeker. Aha.

i