- N m16 h38,3 -

 

RIJKSWACHTONDEROFFICIER

GETROFFEN  DOOR  WRAAKZUCHT

 

In die jaren waren er twee grote overheidsdiensten om over de openbare orde en veiligheid te waken. Ze onderscheidden zich door een totaal verschillend uniform. Aan de ene kant had men de rijkswacht ofte gendarmerie, die een gedeeltelijke legeropleiding had genoten en naar de pijpen moest dansen van drie ministers: deze van Landsverdediging, deze van Justitie en deze van Binnenlandse Zaken. Aan de andere kant had elke stad ook zijn eigen politie en die had slechts één baas: de burgemeester. Als de rijkswacht en de politie moesten samenwerken, moest de politiecommissaris zich steeds schikken naar de bevelen van de rijkswachtofficier. En raar om weten: de wedden van de rijkswachters waren lager dan deze van de politieagenten. Door deze tegenstrijdigheid werd de spanning tussen de twee korpsen soms erg voelbaar. Zelfs voor de burgers werd de grote rivaliteit tussen beide overheidsdiensten duidelijk. En in het 'Gasthuis' van Antwerpen merkte henry welke rampzalige gevolgen dit systeem had voor een rijkswachtonderofficier. Deze vertelde henry daar wat hem was overkomen.

-- Luitenant, ik zit hier werkelijk onterecht, begon de onderofficier verbitterd, en dat is niet enkel erg voor mij, maar nog meer voor mijn vrouw en mijn kinderen.

-- Hoelang zit gij hier al? vroeg henry.

-- Zes maanden! Enkel in de weekends  mag ik naar huis en zie ik mijn gezin.

-- Hoe oud zijt ge?

-- Zesendertig.

-- Vertel eens, wat is er met u gebeurd?

-- De misère is eigenlijk begonnen toen ik met mijn collega een alcoholcontrole op de weg moest uitvoeren. Op zekere keer deed ik een auto stoppen. Achter 't stuur zat de burgemeester zelf. Hij had te veel gedronken en ik begon een proces-verbaal op te stellen. Hij zei dat ik daarmee moest ophouden. Toen ik dat niet deed, begon hij me te bedreigen, verbaal. Ik bleef kalm zoals het me is geleerd en noteerde doodgewoon wat hij allemaal tegen me zei.

-- Dat is toch oké? Men kan u toch niets verwijten?

-- Natuurlijk niet. Maar nadien is het begonnen. Die burgemeester gaf zijn politiemannen de opdracht om mij bijzonder goed in het oog te houden. Op een dag kregen mijn collega en ik de opdracht om een probleem in een café op te lossen. Nadat we dit in orde hadden gebracht, vroeg de opgetogen cafébazin of we op haar kosten een biertje wilden drinken. 't Was warm en we hadden haar goed geholpen, zei ze. In dienst mogen we niet drinken, maar ze bleef aandringen en om haar een plezier te doen, dronken we één pint. Ik herhaal: slechts één pint. Dan zijn we vertrokken. Wat we niet wisten, was dat rechtover dat café een politiepatrouille had postgevat, die het tafereeltje had gadegeslagen. Die heeft de burgemeester ingelicht en...

-- Was het diezelfde burgemeester die gij...

-- Jaja.