- N m8 h12,13 -

 

 

GROOTVADER  GRIJPT  IN

 

't Was stil in de woonkamer. Elke zaterdagnamiddag kwam henry zijn grootouders bezoeken. Grootmoeder Blondine zat nabij het venster in de hoek van haar rode canapé te crocheteren. Ze deed alsof het gesprek haar niet interesseerde: 't was iets tussen mannen. Haar echtgenoot Camille rolde behendig een sigaret, likte ze toe en nam een lucifer. Hij stak haar aan terwijl hij vanuit zijn zetel opnieuw naar henry keek, die in de andere hoek van de canapé rustig de reactie zat af te wachten.

-- Dus, gij wilt niet meer verder studeren.

-- Ja, pee. Dat is 't. Ik heb al mijn diploma van het atheneum en daarmee kan ik wel verder, suste henry.

-- Dat is spijtig. En wat zegt uw vader daarvan?

-- Hij spreekt niet meer tegen mij. Hij ontwijkt me.

-- Hm... En wat wilt ge nu gaan doen?

-- Gaan werken bij de gerechtelijke politie. Liefst bij de zedenpolitie. 'k Heb al de schriftelijke cursus aangevraagd.

-- Gij zoekt altijd avontuurlijke dingen op, hé, lachte de grootvader.

-- Of misschien doe ik mee aan het ingangsexamen van de post.

-- De post? herhaalde Camille verbaasd, terwijl Blondine plots even van henry naar haar man keek en daarna verder haakte alsof er niets aan de hand was.

-- Is dat wel iets voor u? vervolgde de oude man. Is dat niet te kalm voor u?

-- Bij neen, peter.

-- En als wat?

-- Als opsteller. Ik kan dan ook wat leiding geven. Ik werk graag samen met mensen.

-- Ja, ja. Mettertijd kunt ge met de nodige examens zelfs postmeester van Gent worden. Maar ik weet niet wanneer dat ingangsexamen...

-- Ik heb al het programma van dat examen aangevraagd.

Het hoofd van Camille zakte een beetje naar voren. De brave man staarde naar de grond en dacht na. Op dat moment schoot Blondine in vuur en vlam. In tegenstelling tot haar man, die altijd kalm bleef, was bij haar de stem van het bloed niet te stuiten. En van stem gesproken! Die begon van hoog en eindigde nog hoger. En dan nog op de hoogste ladder. Crescendo, crescendo en nog eens crescendo. Ze was een vurig vrouwtje en dat zou je nooit vermoed hebben als je haar zo rustig bezig zag met haar haakwerk. Eigenlijk had henry een beetje van beide grootouders: meestal gelijkmoedig, maar als hij iets oneerlijks of onrechtvaardigs bespeurde, dan was hij precies als Blondine niet te stoppen.

-- Miele! Zit daar niet te peinzen! Ik weet dat ge hem kunt helpen. Ge hebt al gans uw leven iedereen geholpen. 't Is dan maar normaal dat ge hem ook helpt.

-- Maar, maatje...

-- Niets te maren. Ge moet hem helpen.