- N m9 h14,6 - |
|||
|
|||
Er klopte iets niet: hij mocht gaan zitten en behalve dat was ze bijzonder, héél bijzonder vriendelijk. Hij vertrouwde het zaakje niet. -- Hoe is uw vakantie geweest? vroeg ze vanachter haar bureau met een zeemzoete stem. -- Zeer goed, mevrouw, dank u. -- Zo, zo. En hoe zijn uw lessen in mijn school tot nu toe al verlopen? -- De meisjes letten goed op en verstaan alles goed. -- Ik zie hier op het uurrooster dat ge op de laatste schooldag van december les gegeven hebt aan het derde leerjaar. -- Ja, dat is zo. -- Wat hebt ge dan gegeven? Algebra? -- Neen, mevrouw de directrice. Ik heb mopjes verteld. -- Zo, zo. Mopjes. Dat mag niet, hé, mijnheer henry. Een leraar mag niet buiten zijn leerprogramma gaan. Gij moogt enkel uw vak geven. Wiskunde. Geen mopjes. -- Ik weet het. Ik was echter vóór op mijn leerplan en kon dus wat treuzelen. Bovendien was het al kerststemming... -- Toet, toet, toet. Alleen maar wiskunde, mijnheer henry! En welke mopjes hebt ge zoal gegeven? -- Daar vraagt u me wat. 't Is al veertien dagen geleden... -- Denk maar gerust na. Ik zou ze ook wel eens willen horen. Hij begreep er niets meer van. Nu ze vond dat hij over de schreef was gegaan, bleef ze nóg ijzig kalm. Had de kerstvakantie haar dan zó'n deugd gedaan, dat ze ook nog met zijn mopjes eens goed wilde lachen? Goed dan, dat plezierke wilde hij haar gerust gunnen. De moppen schoten hem te binnen en hij begon ze te vertellen. Na elke mop glimlachte ze efkes. -- Was er nog eentje, mijnheer henry? -- Ja, ik heb er nog een paar verteld, maar na twee weken... -- 'k Zal u even helpen: er was een mop bij waarbij ge een tekening op het bord hebt gemaakt. -- Och, ja, hebt u ervan gehoord? Al de meisjes schaterden het uit toen ik ze vertelde. 't Is blijkbaar een goeie! -- Ja? Wel, die wil ik wel eens horen, zie. -- Ja, maar, daarvoor heb ik wel een papiertje nodig, zei henry, terwijl hij in zijn boekentas begon te graaien.
Zonder het te beseffen vloog hij recht in het spinnenweb, dat door Kobbe Pinceneeke was geweven. Maar de kobbe wist niet dat de vlieg in haar spinsel geen normale vlieg was, 't was zelfs geen bromvlieg, 't was een hommel! Een hommel die zich ging losrukken en kon terugsteken. Een hommel die weerwraak ging nemen voor alles wat de kobbe de vliegen in haar omgeving al had aangedaan, zou men in een fabeltje vertellen.
-- Hier, mijnheer henry. Hier hebt ge papier, sprak Pincenee, die hem een vel papier gaf en nog nooit zó gedienstig was geweest tegenover één van haar leerkrachten. "Wat zit er hier toch achter?" dacht henry en terwijl hij nu dubbel op zijn hoede was, begon hij de mop te vertellen: |
|||