- S m17h45,3 -

 

 

Bunckens was een fiere, minzame man. Fier, omdat hij kolonel was van de Recci's, een landmachteenheid bestaande uit zeer wendbare lage tanks, die zelfs konden ingezet worden tegen grote loggere tanks: die konden ze immers in volle snelheid onder hun geschutvuur door benaderen en onschadelijk maken. Terwijl tankisten herkenbaar waren aan de witte kraagspiegels, kon men de Recci's identificeren aan hun gele kraagspiegels. Als rasechte militaire strijder was Bunckens bovendien trots op zijn woonplaats Tongeren met op de Grote Markt het standbeeld van Ambiorix, die meer dan twee millennia voordien de geduchte tegenstander was van Julius Caesar. Deze Romeinse veldheer schreef in zijn boek 'De Bello Gallico' ofte 'De Gallische Oorlog' vol lof over Ambiorix en zijn volk: "Horum omnium fortissimi sunt Belgae". Volgens deze machtige Romeinse legeraanvoerder waren dus de Belgen - zeg maar de Vlamingen - de dappersten van alle Galliërs.

 

Met die geestesgesteldheid vertrok kolonel Bunckens uit zijn strijdlustige eenheid, die altijd maar de orders had moeten slikken van de 'mannekes van Brussel'. Mannekes, die daar op dat ministerie in Brussel niet anders deden dan hun broek verslijten. Daar zou hij eens verandering in brengen. Eigenlijk was hij een forsgebouwde man met een klein hartje, maar na de aanvaring met zijn generaal...

 

Na de begrafenis van een familielid had Ben Cammaert in 1982 onder andere ook zijn collega henry uitgenodigd op de koffietafel. Toen deze wat later aan de toog zat, kwam kolonel Bunckens naast hem zitten.

-- Gij zijt toch een Gentenaar? vroeg Bunckens.

-- Jawel, kolonel, antwoordde henry glimlachend.

-- Gent is de tweede oudste stad van België. Maar Tongeren is wel de oudste! vervolgde de kolonel.

-- Inderdaad, kolonel, dat weet ik. Spijtig dat Ambiorix destijds na zijn gevecht met de Romeinen spoorloos is verdwenen. Of misschien was dit wel zijn geluk. Want met die Romeinen...

-- Gij weet toch dat ik binnenkort uw volgende chef zal worden?

-- Ja, en daar ben ik blij om.

-- Ja? Onder mij zult ge het moeilijk hebben, fluisterde de kolonel ietwat bitsig.

Pardaf! Had henry's toekomstige baas dit bedoeld als cafégrapje? Of als waarschuwing? Het klonk zelfs veeleer als een bedreiging. De woorden van de kolonel spookten door zijn hoofd: "Onder mij zult ge het moeilijk hebben." Nú al spande henry zich van 's morgens tot 's avonds in voor zijn 'schip' en hielp bovendien vanuit zijn functie iedereen die hij kon, wat hij welbeschouwd bovenop zijn taak deed. Op 't ministerie respecteerde men hem daarvoor en men hield van hem. En nu die woorden van zijn toekomstige baas... Dit dreigde onmenselijk te worden.

 

Waarom zei Bunckens zoiets? Ze kenden elkaar op dat moment amper. Later werden Bunckens en henry de beste vrienden, maar op dat ogenblik voelde henry dat er iets niet pluis was. Waarom kon kolonel Bunckens tegen hem gekant zijn? Daar wilde hij het fijne van weten vooraleer dit voor hem nare gevolgen kon hebben. Welbeschouwd te laat, tóch kwam na enige tijd de aap uit de mouw:

 

/\    /\

Ambiorix,

koning van de Eburonen.

Zijn standbeeld staat in de Vlaamse stad Tongeren, die nu in de streek ligt waar de Eburonen ten tijde van de Romeinen woonden.