- 031 -

 

 

" Eten  was

belangrijker

dan  geld "

 

 

 

 

HOOFDSTUK  VII


DE  EERSTE  LEVENSJAREN

 

 

 

 

 

Een bezetter heeft er alle voordeel mee als de overwonnen natie goed blijft functioneren.
Na zijn krijgsgevangenschap werd Edmond aldus, net zoals alle andere Belgen, verplicht zijn werk verder te zetten.

De Duitsers hadden de Vooruit aangeslagen voor hun troepen.

Wat Edmond en zijn vrouw in die oorlogsjaren moesten doorstaan, zal van belang zijn voor hun zoontje henry. Het karakter van een kind wordt immers gevormd in de eerste twee levensjaren, waarvan de eerste zes maanden de belangrijkste zijn. Nadien kan men niet het gedrag maar enkel de gedragingen veranderen. Met andere woorden, men kan nog slechts een laagje vernis over dat karakter leggen. Men kan dan dus nog enkel aan dat persoontje leren om zich in zijn eigen voordeel op een bepaalde manier te gedragen.

Om de evolutie van henry te begrijpen, moeten we dus die oorlogsjaren onder de loep nemen. In het begin zag hij zijn vader dagelijks, maar daar kwam vlug verandering in.

Edmond leidde zoals voorheen de Vooruit, die nu vol Duitse militairen was. Net zoals zijn personeel had ook hij geweigerd te tekenen voor de Duitse overheid. Hierdoor kon hij niet genieten van een hogere wedde en vervulde zijn taak enkel in het belang van zijn gezin en zijn personeel.

Hij bekeek de Duitse
discipline met ontzag. Daar waar vroeger de socialisten met rode vlaggen zwaaiden, floreerden nu piekfijne uniformen onder gladgeschoren gezichten.

Terwijl in de kelders van de Vooruit overvloedig voedsel stak, begonnen de Gentenaars honger te lijden. Zij geraakten immers door hun mondvoorraad en de Duitsers voerden een nieuw systeem in om het gebrek te regelen. Elk gezin kreeg “rantsoenbonnen”, dat waren “bonnekes" die recht gaven op het kopen van eten en andere producten. Het aantal hing af van het aantal gezinsleden. Voedsel werd zeer belangrijk. Om in de winkel eetwaren te kunnen kopen, moest men van dan af aan niet enkel betalen, doch ook een aantal rantsoenbonnen afgeven om te bewijzen dat men er recht op had. Dit stimuleerde echter de zwarte markt, waar men voedingsmiddelen zonder rantsoenbonnen maar wel tegen zeer hoge prijzen kon verkrijgen, meestal bij de boeren.