- 037 - |
|||
|
|||
de
Sint-Daniëlstraat, toen nog de Kapellestraat genoemd. Deze kwam pal tussenin
die twee uitkijkposten in onze straat uit, dáár waar op de hoek een café was.
Blijkbaar werd mijn vader door de ganse straat geholpen, want net zoals de
cafébazin stonden verscheidene inwoners schijnbaar achteloos aan hun deur een
luchtje te scheppen. Nog vooraleer mijn vader een
stap in zijn straat kon zetten, sleurde dat fort van een vrouw mijn pa in
haar kroeg binnen. "Ze staan u op te wachten", fluisterde
ze hem toe en duwde hem meteen langs een zijdeurtje terug de Kapellestraat
in. Terstond vluchtte hij terug naar zijn
schuilkelder, enkele straten verder.
De laatste keer
dat ze mijn vader trachtten te pakken te krijgen, gebeurde op een verfijnde
manier. Nadat ze ons huis voor de zoveelste keer hadden doorzocht, bekeek de
leider een foto van mijn vader, die aan de muur hing. "Is dat uw
echtgenoot?" vroeg hij aan mijn ma. Op haar bevestigend antwoord,
vervolgde hij: "Ik ken hem. Hij heeft met mij samen in de zelfde klas
gezeten." Daarna ging hij op een stoel zitten, nam mij op zijn schoot en
vroeg: "Hewel, ventje, zeg mij eens waar uw
papa is." Van zodra ik het woord "papa" hoorde, antwoordde ik:
"Papa, Duitsland." De man lachte schalks, zette me terug op de
grond en beval: "Kom, mannen, we verliezen hier onze tijd. Hij zit wel
degelijk in Duitsland." Dit is de laatste keer geweest dat ze naar mijn
vader zijn komen zoeken.
|
|||