|
Nog één vraag om de periode van je lager onderwijs af te
sluiten: wat is je uit die tijd nog het meest bijgebleven?
Als
klein kind maakte enkel mijn directe omgeving op mij indruk. Soms waren het
maar eenvoudige dingen. Wat daarbuiten gebeurde, wist ik zonder televisie
niet eens.
Zo herinner ik me hoe mijn pa me als achtjarige in De Naeyerdreef
leerde fietsen. 't Werd voor hem niet gemakkelijk.
We mochten het fietsje van een familielid een dag lenen. Vader hield de
tweewieler achter het zadel recht en ik maar steken en zonder dat ik het wist
liet hij het zadel reeds na korte tijd los. Daarna
bleef de brave man kilometers ver op de Brusselsesteenweg
achter mij meelopen omdat ik dat toch zó plezant
vond.
Maar ook voor mij was het soms niet gemakkelijk. Ik kon amper lezen toen mijn
vader me reeds op mijn zevende leerde typen op het azerty-klavier van een grote, zwarte schrijfmachine. Een remington, geloof ik. Het waren ferme toetsen. Mijn
pinken waren nog zó fijn dat ik daar al mijn kracht moest opzetten om de
lettertoetsen m, p, q en a naar beneden te krijgen. Na één jaar kon ik toch
volop blindelings typen.
En dan was er nog de historie met de neushoorn. Per trein was ik met mijn
ouders naar de Antwerpse Zoo gereisd. Na een tijdje wandelden we het gebouw
van de rinoceros binnen. In een te kleine ruimte stond dat dier met zijn
achterste naar ons gekeerd. Ik stond vóór mijn ouders en greep met beide
handjes de dikke tralies vast, terwijl ik tot de neushoorn zachtmoedig sprak.
Plots keerde de lompe dikhuid zich razendsnel om en
in een flits bonkte hij met zijn horen op de plaats waar mijn handje zich
bevond. Gelukkig was mijn vader efkens sneller en had me vliegensvlug
achteruitgetrokken, anders was ik misschien voor de rest van mijn leven
invalide geweest.
En ook de historie met de salamanders is nog diep in mijn geheugen gegrift. 't Was een zonnige dag en mijn ouders hadden me meegenomen
naar "de berg" in Merelbeke. Terwijl zij lagen te zonnen, wandelde
ik als negenjarige langs de wegeltjes naar "de poel" met honderden
salamanders. Aan de rand van het water zaten twee jongens van zowat dertien
jaar oud salamanders te vangen. Hun systeem was eenvoudig. Zij hadden elk aan
de top van een lange, rechte tak een stuk fijn touw gebonden, waaraan op het
uiteinde een pier was vastgemaakt. Ik zag dat het volstond om de worm
nauwelijks een minuut op de bodem van het helder water te laten om telkens
een salamander te kunnen vangen. De salamander beet, liet niet meer los en
werd alzo in één ruk op de oever getrokken. In twee
emmers vol water zwommen reeds tientallen gevangen
prachtexemplaren. Terwijl ik stond te kijken, vroegen de jongens me of ik ook
wilde meedoen. "Dan krijgt ge er ook een paar
van." Dat was een aanlokkelijke belofte. Nog een stok
met een touw plus een worm en ik zat naast hen. De salamanders lieten
zich aan de lopende band verrassen en na enige tijd waren de emmers boordevol
amfibieën. Die jongens hadden voorzeker grote vijvers, dacht ik. Maar ik wist
niet dat ze een duivelse
|
|