- 090 - |
|||||||||
|
|||||||||
In de trouwzaal verliep alles vlot en leek iedereen gelukkig. Enkel henry's dertigjarige bruidsjonker, een donjuantype, trok soms rare snoeten terwijl hij over de rode loper van de vorstelijke trouwzaal plechtig voort schreed, omdat hij arm in arm moest lopen met een door Monique uitgekozen stokoud uitziend bruidsmeisje, tante Eveline. Na
de ceremonie, waarbij henry en Monique het huwelijk met hun jawoord hadden
vastgelegd en de nodige handtekeningen werden neergepend, volgde nog een
intiemer onthaal voor de pas gehuwden met hun genodigden door de schepen in
een zaal naast de trouwzaal, waarvoor henry speciaal had betaald. Hij wilde
zijn pas getrouwde echtgenote hiermee verrassen, omdat hij wist dat hij van
de kerk niets speciaal hoefde te verwachten. Fier als pauwen verlieten ze
uiteindelijk het stadhuis met het huwelijksboekje als bewijs, het enige
officieel document waarvan bij verlies nooit een dubbel werd gemaakt. Tot
daar alles normaal, ja zelfs vervelend eenvoudig.
KERKELIJKE INZEGENING In
en vóór de Sint-Coletakerk was enorm veel volk
aanwezig, voornamelijk uit de gebuurte, dat reikhalzend uit keek naar de
aankomst van Madam Moeilijk en haar dochter. 't Was
precies alsof de zon, die reeds de ganse morgen had geschenen, ook wist wie
verantwoordelijk was voor die 'reclamestunt', want ze verborg zich net op dat
moment achter donkere wolken. Met zwier reden de ceremonieauto's tussen de
nieuwsgierigen door, terwijl de kerkklokken volop begonnen te luiden.
Terwijl zijn familieleden zich volgens de etiquette in het hoofdportaal van de kerk op stelden, bespeurde henry met plezier dat er iets niet klopte: een brede, zachte loper sierde de vloer van het portaal tot aan het hoofdaltaar. De kerk was duidelijk voorbereid op een vet betaalde huwelijksinzegening. Maar doordat Gust aan het stadhuis alle andere bruidsparen had voorbijgestoken, was henry in de kerk aangekomen vóór het ander paar dat veel had betaald om er die dag ook te trouwen. Stilaan begon henry van de situatie te genieten en innerlijke pretjes deden zijn ogen fonkelen. Aha! Als hij volgens de kerk psychisch niet aanwezig was, kon hij dus ook niet psychisch reageren als er iets fout liep. Domweg stapte hij verder op de |
|||||||||