- 101 - |
||||
|
||||
ZWARE WEEKENDS Slechts om de twee weken mochten ze eens naar huis en kregen dan een gratis heen-en-weer treinkaartje. Als gehuwde, de enige trouwens van zijn peloton, mocht henry echter elk weekeinde naar zijn echtgenote afreizen. Hij diende echter wel de tussentijdse coupons zelf te betalen met het spaargeld van zijn karig saldo. Vooraleer
op zaterdagmorgen om kwart over elf te mogen vertrekken met het bevel om
zondagnacht om één uur terug in de kazerne te zijn, stond voor het peloton
een cross van drie kilometer, gevolgd door 'depaquetage'
en inspectie van de wapens op het uurrooster. Daarna
moest hij zich vlug in eerste tenue omkleden om pico bello
met andere verlofgangers aan te treden vóór de ingang van de logementsblok.
Tot op het laatste moment kon de vergunning aldus om de een of andere reden
nog ingetrokken worden. Als uiteindelijk alles in orde was, mocht henry om
halftwaalf met zijn bagage vertrekken. Gelukkig was de weg naar het station
bergaf, want de trein vertrok al een halfuur later. 't
Was dus altijd maar opgejaagd worden. "Niet panikeren!" was dan ook
de uitroep die voortdurend in de kamers en de gangen weerklonk om mekaar er toe aan te zetten om de zenuwen in bedwang te
houden; een kreet die de ganse tijd door hoorbaar was, voornamelijk tussen
twee instructies in. Voor elk lesuur was immers een andere kledij nodig:
sportkledij, gevechtskledij, werkkledij... Kortom kleren genoeg en zo
bijvoorbeeld kwam het peloton na een cross afgemarcheerd tot vóór de ingang
van de logementsblok: "Peloton... halt! Links... links! Ter... plaats...
rust! Binnen vijf minuten verzameling in gevechtskledij! Geef...
acht! Breek 't gelid... mars!" Iedereen
stormde dan de trappen op, gangen door, kamers in; kasten open, omkleden,
kasten toe; gangen door, trappen af, opstelling, ieder op zijn eigen plaats.
"Eén... twee... drie... vier..." Allen die reeds
waren aangekomen, schreeuwden mee en op "tien!" moest het peloton
voltallig zijn. Wie later kwam, stond op de lijst der gestraften. Gans dat
gedoe spookte nog door henry's hoofd terwijl hij per trein richting Gent
reed. Hij begreep dat militairen vlug moesten kunnen handelen, maar dat
jachtig leven druiste toch wat in tegen zijn geaardheid. Zijn doorrookt
pijpje smorend en een slokje whisky uit zijn zakflesje brachten hem even tot
kalmte, terwijl zijn hoofd rustte tegen de koele ruit van de spoorwagon. Straks
kwam hij thuis en daar wachtte hem niet alleen zijn vrouw maar vast en zeker
ook opnieuw enkele huiselijke karweien. Zelfs de naaste familieleden wilden
in zijn 'vrije tijd' van hem graag vernemen hoe het er in Callemeyn
aan toe ging.
Ondertussen recupereerden henry's wapenbroeders in de militaire hoofdkantine of op hun bed van de zware instructies. Zondag was immers rustdag, maar niet voor henry. Vierentwintig uur na zijn thuiskomst stond henry terug aan het station Gent Sint-Pieters en nam haastig afscheid van zijn echtgenote. |
||||