- 103 - |
||
|
||
Toen hij zijn kamer een paar minuten later binnen trad zonder enig lawaai te maken, ontwaarde hij reeds in het maanlicht, dat door het venster scheen, een zwarte hoop op zijn bed. Naderbij gekomen, merkte hij dat zijn lakens én zijn deken én de nestels van zijn bottines omgetoverd waren in een heleboel knopen. Dat was straf! Perplex ging hij op het leeg bed naast het zijne zitten en keek rond naar de onder hun dekens ronkende slapers. Hij nam eerst een bottine en trachtte één knoop van de veter los te maken, daarna probeerde hij het met een laken. Hij nam de tijd op. 't Was een onbegonnen werk: tegen de eerste inspectie kon hij nooit die karwei tijdig afmaken. Besluitvaardig stak hij het kamerlicht aan, stapte naar het bed van Stoefer en trok hem de deken en het laken van het lijf. Stoefer begon te rillen, werd stilaan wakker, begon versuft rond te kijken, kreeg henry in de gaten en scheen plots grinnikend te begrijpen... Van zodra hij echter het beddengoed over zich trok, rukte henry het terug weg. -- Laat mij slapen, hé, bromde Stoefer terwijl hij de deken terug op zijn plaats trok. -- Ik niet slapen, gij ook niet slapen, antwoordde henry en trok gelijktijdig de deken terug weg. -- Ge moet mij laten slapen, gebood de licentiaat turnen terwijl hij terug naar de deken greep, die even vlug door henry terug werd weggeslingerd. -- Ik niet slapen, gij ook niet! -- Pas op, hé, of... Ge moet mij laten slapen! Stoefer begon meer en meer te dreigen. Ondertussen zag henry hoe alle kaki's door het tumult wakker geworden waren en hoe hun oogjes net boven hun dekens uit staken om heimelijk te genieten van het leuke schouwspel met die twee mariniers. En terwijl het laken en de deken van Stoefer wel alle kanten van zijn bed doch nauwelijks zijn lichaam hadden bedekt, werd de toon van de mariniers alsmaar grimmiger. -- Als ge mij niet laat slapen, dan zal ik u... Maar "ik niet slapen, gij ook niet" was het enig antwoord dat hij telkens kreeg. Stoefer werd woest, sprong recht, liep rondom zijn bed en kwam spinnijdig naar henry. Ze stonden nu een meter van elkaar, keken mekaar het wit uit de ogen, klaar voor een gevecht. -- Gij moogt zelfs het eerst beginnen, daagde henry hem uit. Ze bleven zo'n minuut of twee tegenover elkaar staan. Toen keerde Stoefer zich plots om en kroop weer in zijn bed, doch even vlug trok henry terug zijn beddengoed af: "Ik niet slapen, gij ook niet." Toen gaf Stoefer het op. Samen met henry begon hij voor de rest van de nacht de door hem gemaakte knopen te ontwarren. Door de slapeloze nacht kwamen de instructies 's anderendaags voor beide mariniers nog harder aan. Maar ze konden tegen een stootje en Stoefer was voor de rest van de opleiding van zijn jaloezie verlost.
Een tweede incident deed zich enkele weken nadien voor. Enkele keren per week zat henry 's avonds met een van zijn beste pelotonsmaten te pokeren in de leeszaal. Het was een sobere, grote ruimte met simpele tafels en stoelen, gelegen op het einde van de gang in hun logementsblok. |
||