- 131 -

 

 

tussendeur naar de gang op een kier, waardoor henry gemakkelijk kon horen wat de bezoeker ter sprake bracht.

-- Mijnheer, ik ben de erfgenaam van uw huismeester. Ik kom u verwittigen dat ge zult moeten verhuizen, want ik kom hier wonen.

-- Oeioei. Spreek alstublieft stillekes, mijnheer, want mijn vrouw herstelt juist van een zware ziekte, fluisterde Camille.

-- O! Maar u zult toch..., vervolgde de bezoeker met zachtere stem.

-- Wij wonen hier al meer dan twintig jaar. Wij zijn oud. Op onze leeftijd... Is er geen andere...

-- Neen, mijnheer. Wij willen hier zo gauw mogelijk intrekken. 't Spijt me.

-- En wanneer is dat dan?

Hoewel het gesprek in stilte verliep, had henry alles gehoord. De laatste vraag werd onmiskenbaar angstig gesteld en het antwoord was voor henry onduidelijk. Een korte poos later een klik: de voordeur was dicht, de onverbiddelijke bezoeker was vertrokken. 't Was precies alsof Blondine ondertussen in slaap was gevallen en henry deed zijn terugkerende peter voorzichtig teken met de wijsvinger vóór de mond. Deze sloop dan ook voorzichtig de zitkamer binnen. Zijn ogen vroegen het: "Heeft ze het gehoord?" Maar henry trok de schouders twijfelachtig op.

-- 't Is binnen drie maanden, paatje? klonk het plots in de stilte. Het beluisteren van klassieke muziek had precies haar gehoor verscherpt...

 

Gans de familie werd door henry op de hoogte gebracht en de hulpverlening voor de verhuis schoot in gang. Blondine was graag gezien. Ze was het cement dat de familie bijeen hield, dat begreep henry maar al te goed. Zij was het bijvoorbeeld die elke verhitte discussie binnen de familie over godsdienst en politiek onderdrukte. "Miele, wilt g' alstublieft zwijgen!" klonk het dan en ze voegde er soms aan toe: "Ge moet uw nekspieren eens bij de dokter laten nazien. Ze kunnen alleen maar 'neen' knikken." Als ze haar man aansprak met 'Miele', dan was ze echt, maar dan ook écht kwaad. Andersom was het 'paatje'. Zij hield van haar man, haar kinderen en kleinkinderen. Die betekenden alles voor haar. Ze had zelfs een bungalow in Bredene gekocht, waar ze samen altijd gebruik mochten van maken. Alzo wilde ze haar familie verenigd houden, ook na haar dood.

 

Na het bezoek van de nieuwe huismeester ging het bergaf met Blondine. Ze had alle levenslust verloren. Gans haar leven had ze zich voor haar man ingezet, zodat hij tijd genoeg had om vele mensen te helpen. Maar een verhuis op haar eenenzeventigste jaar zag ze blijkbaar niet meer zitten. De familie had de rode canapé naar de voorkamer helpen verplaatsen. Daar lag de bonmama goed ingeduffeld, afgeschermd door een zwaar, bordeauxrood tussengordijn tegen de gesprekken in de zitkamer.