- 187 - |
||
|
||
-- Dat is al iets. Ja, slechts een paar weken verschil... Daarom gaf ik u de raad eens naar hem te schrijven. Hij is de enige die een uitzondering kan maken. Maar zijn antwoord is erg dubieus. -- Volgens mij zegt hij in die brief dat ik geen legerdienst zal moeten doen. Ten andere, 't bewijs is er: 't is al eind 1969 en ze hebben me nog niet opgeroepen, besloot Patrick. -- Pas op! waarschuwde henry. In de DIP kreeg ik in januari en zelfs nog in maart rekruten binnen van de vorige lichting. Dus, ge moet niet verschieten als ze u in de eerste maanden van 1970 nog oproepen.
De samenspraken met zijn broer waren meestal vol grappen en animo en henry herinnerde zich tijdens elk gesprek niet enkel alle plezante momenten, die ze in hun kindertijd samen beleefden, maar ook voortdurend de woorden van zijn vader: "Ge moet altijd voor uw broertje zorgen". Toen was Patrickske nog zo'n zoetekauwke, die zijn centjes niet kon bijhouden als hij een snoepwinkeltje passeerde. 'Grote broer' vond dit niet erg en morde zelfs niet eens omdat alleen hij bijna altijd zijn spaargeld diende te gebruiken voor de gezamenlijke geschenken voor hun ouders. Hij deed dat graag en uit vrije wil, al bulkte zijn spaarvarken niet van het geld. Hij hielp immers graag en kocht omzeggens nooit iets voor zichzelf. Verjaardag, Vaderdag, Nieuwjaar, Kerstdag, steeds had henry voldoende gespaard voor zijn ouders. Op Moederdag stond henry 's morgens reeds om vijf uur op om als eerste klant uit het groot bloemenassortiment de beste keuze te kunnen doen op de zondagsmarkt van Ledeberg. Hij kende de voorkeur van zijn moeder: een grote pot azalea's en nog zo'n vijf andere potten vol bloemen, waarvan hij zich wel de kleuren en de vormen, maar niet de namen herinnerde. En een tuiltje frisse meiklokjes! Dat mocht hij ook nooit vergeten. Drie keer liep henry de afstand heen en weer met zijn armen vol. Nadat uiteindelijk alles op de keukentafel stond en het dik gordijn van de keuken was dichtgeschoven, haalde hij eerst zijn broer uit bed. Daarna stonden ze samen beneden de trap "Leve Moeder" te roepen. Toen kwamen ma Clarisse en vader Edmond naar beneden. En dan kwam voor de kleine henry het schoonste moment van Moederdag: zijn gezicht begon te glunderen als hij zag hoe tranen van geluk en blijdschap stilletjes in de ogen van zijn moeder kwamen, nadat ze het keukengordijn had opengeschoven en de pracht van kleuren en geuren bewonderde met haar steevast kreetje: "Och! Dat is schoon!" en daarna zijn broertje en hemzelf teder omhelsde. Voor zo'n moment vol geluk wilde kleine henry nog wel honderd keer naar de markt over en weer lopen.
BROER PATRICK IN DE PROBLEMEN In het nummer 24 van de Merelstraat werd er ongeduldig aangebeld en henry spoedde zich de korte gang in. -- Ja, ja, ja. Ik ben er al, ik ben er al, zuchtte hij terwijl hij de deur opende. Ah, Patrick, 't zijt gij! Zo'n haast, jonk! Kom binnen. Ge ziet er zo bedrukt uit! -- 't Zal wel! Bekijk dat eens, kaatste zijn broer terug, terwijl hij een brief overhandigde. |
||