- 202 -

 

 

EERBEWIJS  AAN  KONING  BOUDEWIJN I

Benevens de wachtparade kwam ook ander ceremonieel aan bod. Daar waren bijvoorbeeld de eerbewijzen aan de koning, telkens die het paleis binnen reed. De allereerste keer dat luitenant henry in het paleis van Brussel dienst deed, 't was in mei 1969, rinkelde 's morgens de telefoon op zijn bureau en hij nam op. "Le roi a quitté Laeken", klonk een vrouwenstem. De telefoniste mocht natuurlijk geen bevel geven aan een officier, vandaar deze summiere mededeling. "Wat heb ik als officier van het paleis van Brussel in godsnaam te maken met het feit dat de koning zijn paleis in Laken heeft verlaten?" dacht henry, die toen nog niet zo goed op de hoogte was van de geplogenheden aldaar. "Dat interesseert mij niet, ça ne m' intéresse pas", antwoordde hij en wilde de telefoon neerleggen. " 't Is kij friendlijk kevraagd wordt buiten koom met uwe ploeg", haastte de telefoniste eraan toe te voegen. Nu kwam henry wel in actie. Hij wist dat de auto van de koning, voorafgegaan door moto's van de rijkswacht, razendsnel door het Brussels verkeer werd geleid en dat hij niet veel tijd had om met zijn mannen op de erekoer te verschijnen en daar de voorgeschreven eer te bewijzen aan de binnenrijdende vorst. Maar hij had alles voorzien en zijn mannen waren op zijn korte bevelen voorbereid. "Verzameling!" brulde hij vanuit de deuropening van zijn bureau en zijn bevel weergalmde doorheen alle plaatsen die ter beschikking stonden van hem en zijn manschappen. Iedereen liet vallen waarmee hij bezig was. Ook de schildwachten, die zowel overdag als 's nachts in eerste tenue bleven en met hun bottines aan sliepen, die op dagbladen rustten om de matrassen niet te bevuilen. Met geopende deur luisterde henry naar hun vorderingen, terwijl hij kalm zijn sabel aan de riem hing, de kepie op zette, zijn witte handschoenen aan deed en zichzelf nog eens in de grote spiegel inspecteerde. Door zijn hoge vensters keek hij nog eens naar de schildwachten die buiten stonden opgesteld. Toen hij nog geen minuut later uit zijn bureau stapte, stond iedereen klaar: de manschappen stonden in het gelid en een reservematroos fungeerde als portier. "Iedereen aanwezig, luitenant. Controle uitgevoerd. Alles oké", briefte de onderofficier. Op henry's bevel namen ze, rij na rij, hun plaats in op de erekoer. Als laatste stapte hij met getrokken sabel naar buiten en nam plaats vóór zijn mannen. Rondom het paleis merkte hij een verhoogde staat van waakzaamheid, doch die was niet door het publiek en enkel door ingewijden waar te nemen. Om zijn mannen niet te veel te vermoeien, liet hij hen in 'ter plaats rust' staan, bajonet op het geweer. Hij en zijn onderofficier keken elk een tegengestelde kant op, want nooit was geweten uit welke richting Boudewijn I ging aankomen. Er waren immers vele routes van Laken naar Brussel. Plots twee grote, blauwe flikkerlichten van een zware moto. Dat was het sein om te starten met het eerbewijs. Militairen waren niet gewoon om van 'geef acht' direct in 'presenteer geweer' te komen, maar henry had zijn mannen hierop gedrild. En dat was nu nodig, want de auto van de koning schoot onder het klaroengeschal vliegensvlug het paleis binnen. Na dit eerbewijs gingen ook henry en zijn erewacht naar binnen, met stijl.