- 203 -

 

 

INTERVIEW

Als je aan het koninklijk paleis verbonden was, moest je dan gans de tijd binnenblijven?

Hoegenaamd niet. Mijn onderofficier, eerste matroos en ikzelf deden buiten regelmatig een veiligheidsronde, zowel overdag als 's nachts. Dat veraangenaamde de job, hé. Kijken of alles in orde was met de deuren en vensters en zo. Tijdens zo'n ronde maakte ik ook een klein praatje met de vier en later drie uitgezette schildwachten. Ook kwam ik bijna dagelijks met mijn mannen buiten voor allerlei ceremoniële ontvangsten. Boudewijn kwam meestal 's morgens kort na negen uur naar zijn 'werk- en ontvangstbureau' en wij dienden hem dan te 'verwelkomen'. Maar ook voor andere aangelegenheden moesten we uitrukken.

 

Zoals?

Voor andere vorsten. Of bijvoorbeeld voor nieuwe ambassadeurs, die hun geloofsbrieven aan Boudewijn kwamen overhandigen. Hiermee bevestigden hun eigen staatshoofden schriftelijk dat de desbetreffende ambassadeurs wel degelijk hun land vertegenwoordigden. De zwaarste dagen, die ik beleefde, waren de ontvangsten van de Franse president Pompidou op 24 en op 27 mei 1971. Deze laatste dag waren ook koningin Fabiola, prins Albert en prinses Paola van de partij. En van partij gesproken, zegt 27 mei 1971 je niets? Dat is namelijk de dag waarop de bekende socialistische minister Major zei, dat er in België al veel te veel vreemdelingen kwamen werken, waarmee we achteraf geen blijf wisten. Hoe de socialistische politiekers later voor hun persoonlijke, dik gevulde portemonnee toch de ideeën van hun vroegere voorvechters begonnen te verloochenen, hé.

 

Waarmee vulden jullie de rest van de tijd?

Dan onderhielden mijn mannen onze verblijfplaatsen. Onder andere daarvoor had ik een paar matrozen in reserve. Schuren, dweilen, na de maaltijden de schotels wassen, stof afnemen. Je kunt niet geloven hoeveel koperwerk er in dat paleis is. Elke deur en elk raam had een massief, geelkoperen handvat. Dat moest dagelijks opgeblonken worden met koperkuis. Alles moest blinken. Een verblijf in een geordende en propere ruimte maakt het leven aangenaam. Dat weet de marine opperbest. Kijk maar eens naar haar schepen, die nochtans te lijden hebben van de vele opdrachten en oefeningen en ook van het zout water.

 

Hadden je mannen dan nooit eens vrije tijd?

Natuurlijk wel, maar nooit te veel, want dan zouden ze zich beginnen vervelen en dat is slecht. Dan lazen ze of vermaakten zich met spelletjes, zoals kaarten, schaken en dammen. Ook het 'zeespel' met onderzeeërs, torpedoschepen, kruisers en vliegdekschepen was zeer gegeerd. En natuurlijk konden ze tussen twee wachtbeurten in naar huis.

 

Was jij ook in het paleis van Laken?

Gelukkig niet. Hoe de landmacht en de luchtmacht het regelden, weet ik niet. Bij de zeemacht werd het paleis te Brussel bewaakt door beroepsofficieren en dat van Laken door reserveofficieren.