- 219 - |
||||
|
||||
De
luitenant herinnerde zich nog heel goed hoe onbillijk deze burger tegenover
zijn matrozen in de DIP was en nam meteen de hoorn op.
-- Ziet gij ook door uw venster de 'vrek' binnenkomen? vroeg hij aan de NP-Chef, die hij aan de lijn kreeg. Stuur direct twee NP's om zijn toegangsbewijs te controleren. Enkele seconden later stapten twee flink uit de kluiten gewassen nautische politiemannen de bezoeker tegemoet. Deze verdween als het ware met zijn nietige gestalte in de schaduw van de twee robuuste kerels. Vanuit het stafgebouw zaten velen te kijken naar wat er aan het gebeuren was. Bij sommige marinemannen begonnen de kaken pijn te doen omdat ze met moeite een lachbui konden onderdrukken. Toen de hoofden van de NP's op 't einde van hun controle van neen begonnen te schudden, voelde henry dat zijn speekselklieren op een rare manier zijn kauwspieren prikkelden. De grote NP's draaiden zich om en met de kleine fotograaf tussen hen in kwamen ze regelrecht naar het stafgebouw. Met voorpret gingen henry, Oswald, Omer en de dactylo terug zitten. -- Binnen! riep henry toen er enkele seconden nadien op de deur werd getikt en hij vond het plezant dat het goud op zijn uniform direct de nodige indruk ging maken. -- Luitenant, we brengen u deze meneer. Zijn toegangsbewijs is niet meer in orde. Tien dagen overtijd, zei de eerste NP terwijl hij het document aan henry overhandigde. -- Awel, meneer, hebt gij hiervoor een verklaring? begon henry, die nu zijn kans schoon zag om de 'vrek' te doen sudderen voor zijn onbegrip gedurende al die jaren tegenover de matrozen. -- Eh... Luitenant, ik heb er niet op gelet. -- Gij komt zó-maar, zei henry met de klemtoon op elke lettergreep. mijn ma-ri-ne-ba-sis bin-nen zón-der toe-la-ting! -- Pardon, luitenant, de postcommandant heeft me doorgelaten. -- Ja, ja, en gij hebt misbruik gemaakt van 't feit dat hij u kende. Gij hebt hem van ver een verouderd bewijs getoond. En nu ik u betrapt heb, wilt ge mijn postcommandant er inlappen, hé. Dat is niet schoon van u. Zo'n houding zal ik aan Brussel moeten meedelen. -- Dat moogt ge me niet aandoen... -- Dat mag ik wél, siste henry en hij vertikte het zijn bezoeker een stoel aan te bieden. Zweetdruppeltjes verschenen op de vettige man zijn voorhoofd en zigzagden langzaam naar beneden, terwijl hij zenuwachtig in zijn broekzakken begon te zoeken naar een neusdoek. Maar henry had er nog niet genoeg van. Wie geen medelijden had voor een ander, moest bij hem ook op geen medelijden rekenen. Deze man had immers verscheidene duizenden matrozen zonder pardon uitgeperst. -- Waarvoor komt gij hier vandaag eigenlijk? -- Ik moet vanwege commandant Robyns enkele foto's komen maken. Van hem met een hoge bezoeker, verklaarde hij terwijl hij naar het fototoestel op zijn buik wees. |
||||