- 246 - |
|||||
Dus moest henry terug leren 'zien'. Zien als een kind en niet als een wiskundige. Zien met zijn ogen en niet met zijn hersenen. Hij had in de geometrie en andere onderdelen van de wiskunde maar al te veel datgene moeten bewijzen wat reeds op zicht overduidelijk was; volgens wetenschappers is gezichtsbedrog immers altijd mogelijk. Hij kwam uit een andere wereld. Maar misschien ontwikkelde dit zich wel tot een voordeel...
Niet alleen wilde henry razendsnel zijn verloren tijd inwinnen, maar ook een bepaald standpunt innemen voor de toekomst. Hoe ging hij schilderen? Wat ging hij schilderen? Vele kunstenaars uit zijn tijd maakten enorm grote werken om indruk te maken. Indruk maken met de grootte van hun schilderijen, met de vorm dus, maar niet met de inhoud. Zo'n kunstenmakerij stond dan veelal vol plekken en strepen. Die kunstenmakers en hun beschermheren bedachten vervolgens allerlei ingewikkelde toelichtingen, waarmee ze de goegemeente overdonderden en bedonderden en het werk als belangrijk deden lijken. In tegenstelling daarmee nam henry zich voor om steeds figuratieve schilderijen te maken van aannemelijke afmetingen, van zo'n dertig à honderd centimeter, met misschien enkele uitlopers van iets meer dan een meter, waardoor zijn kunstwerken een plaats konden krijgen in ieders woning. Iedereen, zo dacht hij, zowel rijk als arm, moest in z'n woning kunnen genieten van kunst. Had Leonardo da Vinci zijn Mona Lisa ook niet geolieverfd op een klein paneel van slechts drieënvijftig op zevenenzeventig centimeter, en had deze La Gioconda het ook niet geschopt vanuit een woonkamer tot in het Louvre?
Nu henry in enkele dagen tijd voor zijn werken qua vorm een rechtlijnig standpunt had ingenomen, begon zijn zoektocht naar een manier om aan de inhoud van zijn werken gestalte te geven. Die inhoud moest stroken met zijn ideeën en gevoelens. Klaar en duidelijk. Niet via via, maar recht op het doel af. Algauw zag henry in dat het niet zo simpel was om dit te verwezenlijken. Daarom begon hij met eenvoudige onderwerpen en groeide zo jaar na jaar stilaan naar zijn doel. Vol geestdrift stortte hij zich nu op zijn doeken: van juni 1972 tot juni 1973 maakte hij zevenentwintig schilderijen af. Dat is zo'n twee per maand. Een paar werden door henry vernietigd. Hij sprong zo'n beetje van de hak op de tak, zoekend naar een manier om zijn ideeën en gevoelens weer te geven. De chronologie buiten beschouwing gelaten, kunnen zijn eerste werken ingedeeld worden in vier groepen.
De eerste groep bestaat uit schilderijen waarin enkele eenvoudige ideeën en gevoelens zijn vastgelegd, zoals in Thuisvaart en De Golfbreker. De Vliegende Hollander beeldt van Richard Wagners gelijknamige opera de laatste gruwelijke scène uit, zoals henry zich die voorstelde.
|
|||||