- 311 - |
||
|
||
EEN RISICOVOLLE TEGENZET Tijdens zijn ziekteverlof las henry in de dagbladen onthutsende artikels over personeel van ziekenhuizen en psychiatrische instellingen, dat seksuele misdaden had gepleegd, oude mensen had 'doodgespoten' en ook andere patiënten koudweg had vermoord. Met die informatie in het achterhoofd, bood hij zich voor het zoveelste bezoek bij dokter Vanderschueren aan. -- Mijnheer henry, begon deze, ik heb contact opgenomen met uw hoofdarts in Oostende. -- Van de zeemacht? -- Ja. Ik mag natuurlijk niet eeuwig ziekteverlof blijven voorschrijven. Daarom hebben we voor u een goede oplossing bedacht. Ik blijf u nu nog ziekteverlof voorschrijven en binnenkort zal uw eenheidsdokter u een staatstelegram opsturen. -- Waarvoor, dokter? -- Hij zal u bij zich laten komen voor een onderhoud en u waarschijnlijk naar het militair hospitaal van Antwerpen sturen. -- Antwerpen? Is dat wel te vertrouwen? Dat hospitaal wordt in militaire kringen wel het 'Gasthuis' genoemd, maar is in werkelijkheid een psychiatrische instelling. -- Dat is juist, mijnheer henry, maar u hoeft niet ongerust te zijn. Dit Militair Neuro-Psychiatrisch Centrum omvat ook een totaal aparte afdeling: een dienst die uw toestand ter harte kan nemen. Dat is de enige mogelijkheid om u zo vlug mogelijk te ontschepen, zodat uw zorgen omtrent uw zoontje zijn opgelost. -- Oké, dok, maar ik vertrouw die oplossing toch niet honderd procent. Met psychiaters... dat is zeer riskant! -- U hoeft zich geen zorgen te maken. Ik zal zelf de zaak op de voet volgen. -- Oké, dok, in dat geval natuurlijk... Voor Sven wil ik dat risico wel nemen. En ik moet u zeer bedanken voor wat u voor mij en mijn zoon doet. Met deze woorden schudden ze elkaar de hand. Kort nadien ontving henry die staatstelegram met de melding dat hij zich 's anderendaags om tien uur bij de militaire hoofdarts van Oostende moest aanmelden.
Op de trein naar Oostende zat henry na te denken hoe hij zich ging gedragen tegenover die hoofdarts. Hij had hem nog nooit gezien. Wat voor man was hij? Door de bijstand van dokter Vanderschueren was henry wel enigszins gerustgesteld, maar toch vertrouwde hij het niet volledig. Hij besloot om in 't uiterste geval zijn Al Caponevoorkomen van destijds terug aan te nemen: zijn bovenste oogleden liet hij dan zakken over de donkerbruine irissen tot aan de bovenrand van de pupillen. Met dit voornemen stapte hij krachtdadig uit het merkwaardig station van Oostende en een paar minuten later regelrecht het kabinet van de hoofdarts binnen. Daar was hij verwonderd een zeer jonge dokter te zien. Dat kon toch de hoofdarts niet zijn, flitste het achterdochtig door zijn hoofd en vooraleer hij het antwoord had gevonden, had hij reeds zijn Al Caponefaçade opgetrokken. De babyfacearts begon hem meteen scherp aan te spreken. |
||