- 312 - |
|||
-- Gij zijt dus luitenant henry? Gij moet nu ogenblikkelijk vertrekken naar het militair hospitaal van Antwerpen, beval hij kortaf. -- Dat doe ik niet! blafte henry terug, terwijl babyface verschrikt achteruit week. -- Ja maar... -- Nee, nee en nog eens nee! 't Is voor mij onmogelijk om direct naar Antwerpen te vertrekken. Luister eens, dok, ik zit met een kind en mijn vrouw is momenteel wat ziek, snauwde henry tegen babyface, die ondertussen al zeer concreet begrepen had, dat hij met een officier en niet met een 'simpele matroos' te doen had. -- In orde, in orde. Het onderzoek dient alleen om uit te wijzen of ge tijdelijk of definitief ongeschikt inscheepbaar zijt. En in de weekends zult ge telkens naar huis mogen. -- Wadde! Moet ik daar 's avonds binnenblijven? -- Ja, maar... -- Lappe! Weeral een periode dat ik voor mijn zoon niet thuis kan zijn. -- Ja, maar, gij zult er maar enkele dagen of enkele weken moeten verblijven... Kijk, 't is nu donderdag... Eh, laat ons zeggen, eh... Wat denkt ge... Zou het voor u passen om maandag naar het hospitaal te gaan? -- Ja, na het weekend is dat mogelijk. -- Ge woont in Gent. Gaat ge per trein naar Antwerpen? -- Ja. -- In orde. Dan laat ik de infirmier een marsbevel met een treinkaartje eersteklas opmaken voor maandag. Goed? -- Dat is oké.
MISSEN IS MENSELIJK Met zijn kennis van de psychologie begon henry de ontwikkeling van de feiten ondertussen zeer interessant te vinden. Hij dacht bij zichzelf: als men de trucs van de boswachters goed wil kennen, moet men én met hen én met stropers door 't bos gaan rennen. Hoewel hij zich enigszins kon voorstellen wat ze met Feelijk destijds in een psychiatrisch ziekenhuis hadden uitgespookt, kon hij misschien nu zelf in dat 'Gasthuis' écht ontdekken hoe men de patiënten behandelde. Het was een enige gelegenheid om daar binnen te dringen tot in het heiligdom van de psychiaters. Dat moest voor een marinier een makkie zijn. Daarvoor moest hij enkel een middel vinden om vanuit die 'totaal aparte afdeling' binnen te dringen in de rest van dat militair gebouw. En wonder boven wonder, doordat het personeel zich daar voortdurend miste, lukte hem dat zonder slag of stoot. Maar vooraleer hij van huis was vertrokken, had hij toch nog tot Monique gezegd: "Lees eens wat ik hier zopas neer schreef, want 't is in uw eigen belang. Morgen vertrek ik naar 't hospitaal in Antwerpen. Die Zwijnemans is een vierbander. Ik ben de enige marineofficier die van zijn verdachte handelswijze op de hoogte is, maar ik kan momenteel niets bewijzen. Als er mij in dat hospitaal iets overkomt, moet ge een lijkschouwing laten uitvoeren en de officieren contacteren, die ik op dit lijstje heb geschreven."
* * * Wantrouwig bestudeerde henry de oude, lange buitenmuren van het Gasthuis met hier en daar een deurtje. Twee grote poorten dienden als in- en uitgang. Die zullen wel goed bewaakt worden, dacht hij. Om eventueel te kunnen ontsnappen, nam hij alles goed in zich op alvorens zich aan te melden. |
|||