- 317 - |
||
|
||
TWEEDE DAG - 'S NAMIDDAGS EN 'S AVONDS Als enige patiënt in het 'Kwartier Officieren' mocht hij het gerust over "zijn" verpleegster hebben. Ze nodigde hem beminnelijk uit in haar kabinet voor een elektro-encefalogram. Op een stoel gezeten, kreeg hij het typische eeg-stekelvarken op zijn hoofd gedrukt, maar... ze deed dat héél voorzichtig. Nadien veegde ze met haar zachte vingers en een mals doekje de gelei van tussen zijn haartjes. Kortom, hij had daar een herenleven en voor de rest van de dag werd hij bediend als een koning en aangesproken met: "Luitenant". 's Avonds merkte henry, dat er toch nog een tweede patiënt in het 'Kwartier Officieren' verbleef: een damar. Zij had de graad van matroos en hij leerde haar kennen in de living, terwijl ze naar de televisie aan het kijken was. Ze zat al drie maanden vast in de psychiatrie. Aanvankelijk had men haar ondergebracht in de grote zaal bij de soldaten. Daar had ze zich een aap geschrokken van al die mannenogen en daarom had men haar in het 'Kwartier Officieren' ondergebracht. -- Al drie maanden! zei henry geschokt. -- Ja, luitenant, stamelde ze treurig, en 'k weet zelfs nog niet wanneer ze mij gaan lossen. -- Al drie maanden, herhaalde henry peinzend, al drie maanden! En waar slaapt ge nu? -- Ik lig in de kamer schuin tegenover uw kamer. U zijt ook van de marine, heb 'k gehoord? -- Dat klopt en misschien kan ik u helpen. Vertel me eens op uw gemak waarom ge hier zijt terechtgekomen, nodigde hij haar uit en ze deed in 't lang en in 't breed haar smartelijk relaas. -- Dat is ongehoord! En uw gezin dan? Uw probleem is zo meteen opgelost, als ge als steward de juiste mutatie krijgt. Dat kan voor de zeemacht hoegenaamd geen probleem zijn. Kijk, 't is avond en nu kan ik niets doen. Omdat ik officier ben, heb ik hier vrije telefoonverbinding. Ik beloof u, dat ik morgen zal bellen naar de commandant van Marpers... -- Is dat niet de commandant die de mutaties van ons regelt? -- G' hebt gelijk: die commandant beslist waar alle matrozen en onderofficieren van de zeemacht naartoe muteren, de Generale Staf in Brussel uitgezonderd natuurlijk. Nu moet het juist lukken, dat die commandant een goede vriend van mij is. Ik zal hem dus morgen eens vragen of hij voor u geen oplossing heeft.
DERDE DAG - 'S WOENSDAGSMORGENS -- A propos, dokter, zei henry op 't einde van z'n onderhoud met de psychiater, ik kan u misschien helpen in verband met die damar. Zij kan bij de zeemacht meteen een mutatie krijgen, zodat haar problemen zijn opgelost. -- Hoezo? -- Ze heeft me gisteravond haar familiale situatie omstandig uitgelegd en ik ken per toeval de marinecommandant, die haar de juiste plaats kan aanbieden, zodat ze van vandaag op morgen geholpen is. Het volstaat dat u haar ontslaat uit het hospitaal. -- Ach, zo. Dat is goed. Dank u. Ik maak daar mijn werk van. |
||