- 368 - |
|||
|
|||
-- Ik weet het. Ze worden niet boventallig aangeworven, doch komen in de plaats van valide mensen en dat is fout. Dat zal onze diensten verzwakken. Maanden geleden zijn er al enkele invaliden in ons ministerie aangekomen en daar waar ze worden ingezet, klagen de officieren steen en been. Maar als de onze een klasseerder is, kan hij zeker lezen en schrijven. En dat is voor mij voldoende. Merci, kolonel. -- Graag gedaan, 't is een mentaal gehandicapte, vervolgde de luchtmachter en om zijn mondhoeken merkte henry een lichte grijnslach op. Een mentaal gehandicapte, daar zou henry met de kennis die hij had opgedaan in zijn cursussen psychologie, geen problemen mee mogen hebben. Op zijn 'schip' werkte reeds een visueel gehandicapte. Vroeger was deze de baas van een groot, bloeiend bedrijf. Erge tegenslagen in zijn familie hadden bij hem een oogziekte veroorzaakt. Hierdoor had hij zijn bedrijf moeten prijsgeven. Gelukkig was hij nadien in goede handen geraakt bij Vindevogel en later bij henry, twee zeemachtofficieren die allebei begrip toonden voor zijn toestand. Als overste had henry dus reeds enkele jaren ervaring met een invalide ondergeschikte en door met hem te praten, wist hij ook hoe moeilijk het voor zulke mensen was in het leven en op het werk. Hij had zich zelfs in contact gesteld met de Brailleliga en na de nodige rompslomp had hij zich bij deze vereniging mogen garant stellen voor een aangepast toestel, waarmee 'zijn' visueel gehandicapte de briefwisseling op het werk veel beter kon zien. Maar met Sotmans, de jonge Franstalige invalide die hij van de luchtmachtkolonel kreeg, liep het al van het begin af aan verkeerd. -- Gaat u zitten, nodigde henry Sotmans uit in de taal van Moličre nadat een bemanningslid een stoel had gebracht. Meteen begon de secretaris de naam en alle noodzakelijke gegevens van de gehandicapte te noteren. -- Commandant, zijn fiche is ingevuld. -- Oké. Sotmans, wees welkom. Hoe voelt ge u nu? -- Goed. -- Zijt ge blij dat ge hier komt werken? -- Ja. -- Dus, vanaf vandaag moogt gij hier beginnen... -- Kan ik deze namiddag naar huis gaan? onderbrak Sotmans. -- Dat kan, antwoordde henry fronsend, we zullen u deze morgen eerst eens rustigjes tonen waar u zult werken. Zoals ge al weet ben ik uw commandant. Als ge problemen hebt, kunt ge daarvoor steeds bij mij of bij uw directe baas terecht. Dat is mijnheer Fons. -- Jaja, maar kan ik deze namiddag naar huis? -- Natuurlijk. Deze namiddag zullen we u nog niet nodig hebben, loog henry. -- Mijn moeder wacht op mij. -- Dat is in orde. U hebt een goede moeder. Kom nu maar eens mee. Ik ga u eerst eens aan uw baas voorstellen.
* * * |
|||