- 377 - |
||
|
||
HET NORMALE DOEN VAN 'DEN BRUSSELEIR' En wat was dat dan met 'den Brusseleir'? Deze onderofficier had het geluk al vele jaren op 't ministerie en dus in zijn stad te mogen werken. Hij had het hoog in de bol, een beetje eigen aan vele Brusselaars, die alle andere Belgen als minderwaardige 'boertjes' beschouwden. Haha, daar kan ik nog mee leven. Ik had hem wel al een keer moeten terechtwijzen wegens onbeschoft gedrag tegen mijn nieuwe Number One. Maar op een dag bleek, dat ook hij mijn vriendelijkheid verkeerd had ingeschat. Hij werkte toen nochtans al zowat zes jaar bij mij, dus moest hij mij toch al genoeg kennen, hé.
Haalde hij misschien ook zo'n stoot uit zoals je 'radarist'? Zo ongeveer. Wat ik toen nog niet wist, was dat hij zich op een sluwe manier bij mijn overste in de gunst had gewurmd en daardoor dacht, dat hij nu vat op mij zou krijgen! Niet dus. Op die bewuste dag was ik aan het praten met het personeel dat met hem in het zelfde kantoor werkte en ik wierp een papiertje, dat ik niet meer nodig had, in zijn papiermand. Hij eiste dat ik dat papiertje er direct terug zou uithalen. Eerst dacht ik nog dat hij dit voor de grap zegde. Maar hij bleef zijn eis herhalen, terwijl hij kwader en kwader werd. Mijn bemanning werd er stil van. "Als dat eruit moet, doe het dan zelf", besloot ik. "Nee! Gij moet dat eruit halen", gebood hij.
Wat! Een onderofficier die een bevel geeft aan een officier? Zoiets kon ik natuurlijk niet aanvaarden. Ik had hem steeds vriendelijk behandeld, dus op dat moment begreep ik zijn houding niet. Bovendien was hij militair en dus gewoon om onder bevel te staan. Zelfs na zijn herhaalde eis was ik er nog steeds van overtuigd, dat hij een beetje plezier wilde maken. Ik ben daar zelfs nog speelsgeweg vertrokken, terwijl hij een poging deed om me tegen te houden. Maar toen ik terug aan mijn bureau zat en me zijn nijdig gezicht en de bezorgde houding van mijn bemanning herinnerde, nam ik een ferm besluit.
Ik ken je: daar zal hij zeker niet goed van geweest zijn? Geen straf, maar een vernedering had hij nodig. Hij had een te hoge dunk van zichzelf. Al vele jaren zat hij in zijn job vastgeroest en kende dus van zijn domeintje alles tot in detail. Zijn eigendunk werd al die jaren sterk gevoed omdat andere onderofficieren hem regelmatig om advies moesten vragen. Hij dacht, dat hij onmisbaar was geworden. Mijn besluit stond daardoor vlug vast.
Hem naar een kazerne sturen zeker, ver van Brussel? Neen, erger nog: wel weg van mijn 'schip', maar gevolgd door een verplaatsing naar een nabijgelegen job. Dus naar een andere job, van waaruit hij met zijn vroegere collega's nog moest samenwerken. In hun nabijheid moest híj dan telkens aan anderen vragen hoe de vork in de steel zat. En dát amper een klein jaartje vóór zijn pensioen! Hij stond alzo in de zelfde schoenen van een beginneling. In dat jaartje zag ik hem zo nu en dan nog in de gang, het hoofd gebogen. Zijn dikke nek was verdwenen. |
||