- 378 -

 

 

DE  ONDERGANG  VAN  LA  BELLE

En hoe is het La Belle vergaan?

Haar aanwezigheid heeft zich als een drama voltrokken. Ze was een jonge, mooie vrouw. Burger. Geen militair. Om maar te zeggen hoe aantrekkelijk ze was voor de mannen: reeds in de eerste weken dat ze op mijn 'schip' werkte, trachtte een officier van de luchtmacht - hoger in graad dan ik - me onder druk te zetten om haar te dwingen met hem het bed in te duiken! Zoiets lukt natuurlijk niet bij mij. Bovendien bescherm ik al wie of al wat onder mijn verantwoordelijkheid valt en nooit vraag ik me hierbij af of mijn houding me nadeel kan toebrengen.

 

Een luchtmachtofficier... dat is straf.

'k Vertel dit alleen maar om te bewijzen, dat ze een van de mooiste vrouwen was op het ministerie. Zo zie je maar: lelijke vrouwen hebben misschien een probleem, maar mooie vrouwen ook.

 

En die La Belle werkte bij jou?

Niet vanaf het moment dat ik het bevel over mijn 'schip' kreeg. Toen hielp een andere vrouw tussen al mijn mannen mee de briefwisseling in SERG1 te onderhouden. Ze was de enige vrouw op mijn 'schip'. Een lieve, deftige vrouw. Ze deed haar job al jarenlang probleemloos. Op een dag - 't was eind 1982 - kwam ze bij mij en zei: "Commandant, ik zal u moeten verlaten. Ik ga mijn pensioen aanvragen. Het spijt me zeer, want ik werk graag bij u en ik hou van dit werk. Maar mijn man is al een tijdje gepensioneerd en hij zit nu al een hele tijd alleen thuis, daarom..." - "Ik begrijp u, Marie-Claire, en ik neem u dat niet kwalijk, hoor. Ik ken uw man en gij zult nog een hele hoop gelukkige jaren met hem beleven. En onthoud het: gij blijft hier altijd welkom. Doe maar uw aanvraag en ik zal ervoor zorgen dat dit zo vlug mogelijk in orde komt."

 

En toen is La Belle op je 'schip' verschenen.

Neenee. Eerst kwam een andere vrouwelijke bediende me vragen om de plaats te mogen innemen van Marie-Claire. Ook zij was geen militair. Ze werkte bij een commandant van de landmacht, die destijds gehandicapt geraakte tijdens een militaire oefening. Nu hij met pensioen ging, werd zijn bureau afgeschaft. Ik kende haar: ze vertrok regelmatig vroeger naar huis en arriveerde 's morgens regelmatig te laat. Daarvoor kreeg ze nooit de toestemming en ze verzon binnensmonds steeds een flauwe smoes. "Godverdedju, z' is weeral weg!" vloekte haar commandant dan van zodra ze was vertrokken, terwijl ik bij hem zat in afwachting dat we samen naar de officiersbar zouden gaan. Maar nooit berispte hij haar nadien, dus waarom zou ze haar levensstijl veranderen?

 

Zo iemand kon jij best op je 'schip' missen.

Natuurlijk. 't Was van klop klop op de deur en ik had haar laten plaatsnemen rechtover mijn bureau. "Als ge bij mij wilt komen werken,