- 426 - |
|||
|
|||
Bij MM? Je zoudt van minder een embolie krijgen, hé, ... maar dat was een grapje. Ja, want in werkelijkheid is dat geen grapje. De pijn is even erg als die van een hartinfarct. Terwijl die twee zaten te kletsen, voelde ik in mijn borst stilaan een pijn ontstaan. Het moet zowat een week na mijn ontslag uit het ziekenhuis zijn geweest. Ik was verrast. Het kon niets met mijn hart te maken hebben, want de pijn groeide in de rechterkant van mijn borstkas. Ik zei niets, wachtte af en bleef naar het geroddel van moeder en dochter luisteren. Uit wat ze zeiden, begreep ik dat ze ook tegen mij konkelfoesden, maar dat had ik toch allang verondersteld. Ondertussen werd de pijn erger en erger. "Kom," zei ik, "we moeten naar huis." - "Maar ik...", protesteerde Monique. "Nee, nee, ik krijg een beetje pijn en wil naar huis." Naargelang we onze woonst naderden, versnelde ik mijn stappen. Dokter Vandendriessche kwam vlug af en deelde me mee dat ik een longembolie had, een complicatie ten gevolge van het hartinfarct. Hij deed direct het nodige en de pijn was vlug verdwenen. "Mijnheer henry, de vloeistof in dit flesje is Valtran," zei de dokter, "en als de pijn terugkomt, doet ge daarvan tien druppels op een klontje suiker. Na twaalf minuten zal de pijn terug verdwijnen."
Is de pijn teruggekomen? Ja, en of! 's Nachts! Op mijn nachtkastje had ik het flesje Valtran en een doosje suikerklontjes in mijn bereik gesteld. En stel je dan voor: je ligt rustig te slapen en het is twee uur 's nachts. Plots schiet je wakker met een duivelse pijn. Je ontsteekt vliegensvlug het lichtje van je nachtkastje. Je wilt het uitschreeuwen van de pijn die je borstkas doorboort, maar je weet dat schreeuwen toch niet helpt. Je kijkt naar je echtgenote, die rustig naast je ligt te slapen en je toch niet kan helpen en je wilt tegen de muren en het plafond oplopen om te ontsnappen aan dat ondraaglijk lichamelijk lijden. Maar je blijft ijzig kalm en keihard liggen. Je denkt op zo'n moment alleen nog maar aan de woorden van de dokter. Je grijpt naar de Valtran en neemt een suikerklontje uit het doosje. "Dat wordt een tweemansgevecht, een gevecht tussen dat monster en mij en ik moet winnen", flitst het in de bijna-donkerte door je hersenen. Je opent het flesje en begint te tellen: één, twee, drie, vier, och dat duurt lang, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien. En nu kauwen en slikken en naar het horloge kijken. 't Is vier over twee. Vier plus twaalf is zestien. Je houdt vanaf dan je ogen gefixeerd op jouw horloge. 't Is muisstil. Muisstil in de slaapkamer. Muisstil op straat. Je zoudt op de kamer willen rondspringen van de pijn, maar je blijft stilliggen en de pijn verbijten en hopen. Hopen dat de dokter gelijk heeft. Twaalf minuten. Die wijzer gaat veel te traag vooruit! Tik en tik en tik... Kan dat niet: tiktiktik? 't Is ondraaglijk. Precies alsof ze met een mes in je borst aan het wrikken zijn. Nog elf minuten... Nog tien... Nog negen... Je kijkt weer naar je echtgenote. Ze ligt nog altijd rustig te slapen. Het flitst door je hoofd: ik zou in haar plaats willen zijn... Nog vier... Nog drie... Wat gaat die tijd toch tergend langzaam! Eindelijk: nog één. Het wordt spannend. Nog vijftig seconden... Veertig seconden... Het is nu te hopen dat de dokter gelijk heeft... Nog twintig... Die pijn scheurt een mens in twee! Aha: nog elf, nog tien, negen, acht, zeven, 'k hoop maar, vier, drie, twee, één, nul. Jawadde! Oef! Hoe is dát mogelijk? Niet te geloven: die pijn is weg! Met één sprong zit je van de hel in de hemel! Dank u, dokter!
|
|||