- 442 - |
|||
|
|||
Wie was Fons? Fons was de chef van mijn 'machinekamer'. Een burger, die aan de leiding stond van een groep miliciens en met hen daar van 's morgens tot 's avonds hard werkte om duizenden dossiers op alfabet te rangschikken. Enkel een werkverslaafde kon het volhouden om zo'n afstompend werk te blijven doen. Fons was voor mij de juiste man op de juiste plaats. Een unicum. Uit vrije wil nam hij bijvoorbeeld nooit een middagpauze om zoals iedereen een uur in de mess en de bar te vertoeven. Wel integendeel: om te kunnen blijven verder werken, at hij tijdens het middaguur in de 'machinekamer' vlug een paar boterhammen en dronk met tussenpozen een paar slokjes van de twee flesjes bier, die hij gauwgauw in de bar had afgehaald. Hij deed dat al vele jaren en ik wist het. Hij deed het dus met mijn toestemming. Het was immers in het voordeel van de dienst.
Een zeer goede medewerker zou ik zo zeggen. En toch verlinkt. Wat had je secretaris dan aan de kolonel over hem verteld? Valse ondergeschikten misbruiken de geschillen tussen de bazen. Om op een goed blaadje te staan van Waalmans, ging mijn secretaris zonder dat ik het wist aan hem vertellen, dat Fons flessen bier in zijn persoonlijke kast had staan.
Ik heb altijd gehoord, dat men in het leger strikt de hiërarchische weg moet volgen. Je hebt gelijk: volgens de militaire normen mocht mijn secretaris dat niet doen en moest hij via mij het rapport aanvragen van de kolonel. Ik kon hem dus straffen.
Wat was er dan zo mis met die flesjes? Jij had het toch toegestaan? De Stafchef van het Leger had een tijd voordien een verbod uitgevaardigd om nog langer drank te benutten tijdens de diensturen. Dit had hij beslist na het wangedrag van drie militairen in een bar. De bedoeling was, dat de bars vanaf dan gesloten bleven tijdens de diensturen. Daardoor verminderde natuurlijk de gastvrijheid op ons ministerie: de officieren konden tijdens de diensturen hun welkome bezoekers niet meer goed vergasten en dat kon nadelig worden.
Nadelig? Leg me dat eens uit. Nadelig voor het imago van de militairen. Ik heb nog de tijd gekend, dat hier en daar een milicien op straat werd uitgejouwd voor 'boefer'. Precies alsof die jongen niet anders deed dan vreten en smullen en zijn maag volproppen.
Dat heb ik nooit geweten. Natuurlijk niet. De militairen vestigen door hun toewijding een goede reputatie. Ik zal je een voorbeeld geven. Op een dag kwam een eenvoudige dorpsbewoner naar mij met een verzoek. De poep lag voorzeker al bijna in zijn broek van toen hij zijn huis had verlaten en op de trein moest stappen naar 'die grote stad'. Dáár had hij nog eens zijn weg moeten zoeken doorheen de Brusselse straten en was uiteindelijk in dat indrukwekkend groot ministeriegebouw terechtgekomen, waar hij wat beteuterd vóór mij kwam te zitten. Als ik hem dan, nadat ik zijn probleem had opgelost, voorstelde om samen met mij in de bar op mijn kosten een pintje te drinken, wat denk je dan dat hij achteraf in zijn dorp ging vertellen? Niks anders dan goeds over het leger, nietwaar? En de tamtam in een dorp gaat vlug: enkele dagen later vertelden vijfduizend dorpelingen alleen maar goeds over het leger. Om de zelfde reden behield ik ook mijn 'wardroom'. |
|||