- 465 - |
|||
HOOFDSTUK LI Z E E B R U G G E |
De weegschaal van het gerecht was in balans als men ze schuin hing. |
||
DEEL 1 henry EN ZIJN MAAT 'DEN HUGO'
"Dokter, mag ik terug met een auto rijden?" Het was 17 maart 1989 toen henry tijdens zijn trimestrieel doktersbezoek die vraag stelde aan zijn huisdokter. Op doktersadvies had henry al sinds zijn hartinfarct geen auto meer bestuurd. "Natuurlijk," antwoordde dokter Vandendriessche verwonderd over de nauwgezetheid waarmee zijn patiënt het advies had opgevolgd, "dat is geen probleem meer voor uw hart." Het antwoord kwam net op tijd, want een maand later viel de beslissing om henry als stafofficier te muteren naar COMOPSNAV, dat zijn commandobureaus had ingericht in zijn voornaamste marinebasis: de Marinebasis van Zeebrugge, afgekort tot NAVCOMZEB. En vanuit Gent was het in die jaren veel te omslachtig om die basis te bereiken met het openbaar vervoer.
Door die beslissing moest henry plots vlug handelen. Zijn voorkeur ging uit naar een witte Fiorino Combi Diesel omdat die goedkoper was in verbruik, in een wip kon omgebouwd worden van een zespersoonswagen naar een schilderijentransport en bovendien 's nachts beter zichtbaar en in de zomer binnenin koeler was. De Fiatgarage op de Zwijnaardsesteenweg kon deze auto echter pas een paar weken na henryEC zijn mutatie leveren. Probleem? Neen, henry telefoneerde meteen naar de Marinebasis van Zeebrugge en vroeg de gegevens van al haar manschappen die in Gent woonden. Prompt stuurde ze naar zijn 'schip' een hele lijst op. Daarop stond ook één officier vermeld: Hugo. Of beter gezegd: 'Den Hugo'. Een sympathieke en zeer intelligente collega met de zelfde graad van henry.
<<<<<<<<<<<< Zeemachtcommandant Hugo Van Aelst 60 cm x 70 cm 1 oktober 1990 <<<<<<<<<<<< Ze hadden elkaar al jaren niet meer ontmoet, maar waren allebei van het zelfde kaliber en het klikte dan ook direct tussen hen. Voor hen was een auto bijvoorbeeld geen stoefmiddel maar simpelweg een verplaatsingsmiddel. Hugo's wagen had zelfs al de tand des tijds doorstaan en een stevig koord verving het linker deurslot. En op het gebied van alle levensproblemen waren ze ook gelijkgestemden. Het kon dus niet beter. "Maar natuurlijk, henry, zeg me maar waar ik u kan oppikken." Dit antwoord van Hugo was het begin van anderhalf jaar plezant heen-en-weer rijden tussen Gent en Zeebrugge. In het begin met Hugo’s auto en daarna met henry de zijne. Ze deelden in de kosten. Het was simpel: daar waar men henryEC zag, zag men 'den Hugo'. Kortom, ze werden onafscheidelijk tot op de dag dat Hugo in ruste ging en ieder zijns weegs moest gaan. |
|||
|
|||
|
|||