- 491 - |
||
HOOFDSTUK LII DE GOLFOORLOG |
||
Kunst en oorlog liggen soms dicht bijeen. Nadat hij de
vele journalisten op 29 juni 1990 in de Marinebasis Zeebrugge had begeleid
tijdens de bevelsoverdracht van KTZ Jacobs aan KTZ Herteleer, waarbij de
oorlogsschepen met grote vlaggetooi de ceremonie luister hadden bijgezet,
vertrok commandant henry voor een maand op grote vakantie. Een vakantie
waarin hij niet alleen zijn zoon Sven regelmatig moest bijstaan, maar ook
bezorgd de internationale toestand bleef volgen. Toen hij op 1 augustus terug
zijn functie begon waar te nemen, was de internationale spanning om te
snijden. Vlammende ruzie tussen Irak en Koeweit. Want de Iraakse president
Saddam Hoessein had twee jaar na het einde van de Iraaks-Iraanse oorlog nog
veel schulden bij Koeweit en verweet dit buurland dat het zijn olie verkocht
tegen prijzen, die nadeel berokkenden aan de olie-industrie van Irak. Saddam
zag in dat geval slechts één oplossing: Koeweit overmeesteren en bij Irak
inlijven als… een Iraakse provincie. Indien dit gebeurde, zouden plots twee
machtsblokken tegenover elkaar staan. Aan de ene kant het Westen, dat inzag
dat Saddam in dat geval met zo’n grote olievoorraad
het economisch evenwicht van Europa en Amerika kon verstoren. Aan de andere
kant Saddam Hoessein, die geen steun meer vond bij Rusland en daarom met
allerlei trucjes de Arabische landen aan zijn zijde probeerde te groeperen en
op te hitsen tegen het Westen. Terwijl henry in
Zeebrugge onder een hittegolf van 42°C als pr-officier zijn handen vol had
met de laatste voorbereidingen van de Vlootdagen, viel Saddam het rijke maar
zwakke Koeweit binnen op 2 augustus en veroverde het vlakke land met alle
gemak in een blitzkrieg. De emir van Koeweit had geen schijn van kans met
zijn leger van twintigduizend man tegenover dat van Saddam met één miljoen
militairen en enorm veel pantsers, kanonnen, gevechtsvliegtuigen en
gevechtshelikopters, raketwerpers en lanceerinstallaties en zelfs vijf fregatten. Een week na de
Vlootdagen heerste er een gespannen sfeer in de Marinebasis Zeebrugge.
Hoegenaamd geen paniek, daar waren de militairen te goed
getraind voor, maar op 13 augustus stonden ze klaar voor wat de Regering in
de Wetstraat die namiddag ging beslissen: hoogst waarschijnlijk het vertrek
van enkele schepen naar de Perzische Golf. Een journalistieke fotografe had
zich zelfs al die dag bij henry aangeboden om enkele foto’s van de
oorlogsschepen te mogen nemen. De dag nadien was de beslissing al gevallen:
het bevoorradingsschip de Zinnia en de twee mijnenjagers Iris en Myosotis
moesten op het einde van de week naar de Golf vertrekken. Maar de Belgische
regering wilde aanvankelijk aan haar bevolking nog niet bekennen dat ze
oorlog ging voeren. Daarom vertrokken deze drie schepen officieel naar de
Middellandse Zee. Voor commandant henry een precaire situatie. De COM, KTZ
Herteleer, riep met spoed zijn pr-officier 1LZ henry bij zich en gaf hem de
drie richtlijnen waaraan hij zich moest houden: “Gij hebt niet de zwaarste
opdracht, maar wel de delicaatste.” – “Wij hebben niets te verbergen. De pers
mag alles fotograferen, maar ze mag niet op een schip dat zal vertrekken. Die
bemanning mag geen vertraging oplopen. Als de journalisten een idee willen hebben
van hoe en waar die manschappen leven en eten, begeleid hen dan maar op een
identiek schip.” – “De journalisten mogen van niemand een interview afnemen,
omdat ze dan toch een verkeerde uitleg zullen krijgen. Ik ben hier de enige
bij wie alle informatie samenkomt. Als ze dus iets willen weten, moogt gij mij op gelijk welk moment opbellen. Ik ben altijd voor
hen beschikbaar.” |
||