Het systeem was eenvoudig. Videocamera’s werden uitgedeeld aan de oorlogvoerende schepen en aan een inderhaast gevormde cameraploeg van COMIENAV. Commandant henry bracht dan die schepen en het thuisfront op de hoogte van elke datum waarop een ‘Familiedag’ werd ingericht en gaf tevens zijn opdrachten. De schepen stuurden hem dan tijdig een film op van de laatste bezigheden van hun bemanningsleden en die werd op de ‘Familiedag’ vertoond. Tijdens zo’n ‘Familiedag’ legde de cameraploeg van COMIENAV de familieleden vast op film, die henry asap liet opsturen naar de schepen. Daar kon dan de bemanning, gekluisterd aan haar televisie, volop genieten van de laatste grimassen van haar zoontjes en dochters en van de wervelende kushandjes van haar eega’s.
Aangezien het in de laatste maanden van 1990 nog niet absoluut zeker was dat het tot een oorlog ging komen, kweten de militairen in Zeebrugge zich in die vier maanden niet enkel van enkele voorbereidselen tot de strijd, maar ook nog van hun dagdagelijkse opdrachten en taken. Dat gold ook voor commandant henry. Hij werd bijvoorbeeld in september naast zijn job van pr-officier voor een paar weken ingeschakeld in de ‘Kleine Dienst’ en in de ‘Nationale Dienst’ van de Gerechtelijke Commissie van de Krijgsraad te Gent, waar hij met open armen en lachend werd ontvangen door de krijgsauditeur en zijn substituten, met wie hij enkele jaren voordien in Brussel ook al had samengewerkt.
In die vier
maanden werden vele journalisten driester en driester. Zij zochten geen
informatie meer, maar wel sensatie. Hierbij richtten ze soms veel kwaad aan.
Eén van hun grofste leugens was dat de Zeemacht beschikte over een
spookschip. Een paar journalisten hadden namelijk de
tripartite mijnenjager M915 Aster gezien waarop op dat moment geen beweging
te bespeuren viel en uit hun wildste fantasieën ontsponnen zich enkele
wagneriaanse verhalen, die ze publiceerden. Sommige bemanningsleden van de
Aster hadden het nadien hard te verduren door de schuine blikken en schalkse
opmerkingen van jaloerse familieleden en zogenaamde vrienden. Als men weet
dat sommige vrouwen van zeelui erg fragiel zijn door de vele en lange
afwezigheden van hun man, kan men begrijpen waarom de officieren van de
Zeemacht zich druk maakten over deze verhalen, die enkele gezinnen van hun
bemanningsleden begonnen te schaden. Omdat henry op dat moment bij de
Krijgsraad was ingedeeld, kwam zijn functionele overste fregatkapitein Roger
Van Ransbeek, als drieënhalfbander
de pr-officier van de admiraal, vanuit Brussel speciaal naar Zeebrugge om de
journalisten te bewijzen dat de Aster een voltallige bemanning had en met al
zijn materieel klaar lag om op gelijk welk moment het zeegat uit te varen.
Dus geen spookschip. De journalisten mochten van FKP Van Ransbeek
op de Aster alles filmen en fotograferen. Maar ’s avonds werden er van hun
urenlange filmopnames in het televisiejournaal enkel een paar fragmenten van
enkele seconden uitgezonden: een loshangende draad en een paar andere
bagatellen. Dit versterkte bij de tv-kijkers nóg de indruk dat de Aster inderdáád een
spookschip was.
|
||||||