- 496 - |
|||
De organisatoren
hadden de expositie gekoppeld aan een wedstrijd. Maar winnen interesseerde
hem niet. Hij leverde er zijn doek ‘De Roze Balletten’ af, omdat hij hoopte
dat sensatiebeluste journalisten er een artikel zouden over schrijven. Maar
dat ging alleen maar lukken als het comité van de expositie zijn doek
selecteerde uit zeshonderdelf ingediende werken… Maar dat gebeurde niet. Zo’n tweehonderd uitverkoren schilderijen werden
tentoongesteld en de vierhonderd andere werken, waaronder De Roze Balletten,
werden in een zijzaaltje aan het zicht van het belangstellend publiek
onttrokken. Deze schandalige praktijken in de kunstwereld werden meteen
duidelijk voor Hugo en een paar andere getuigen, die henry in het zijzaaltje
mee naar binnen loodste. Zij vielen van de ene verbazing in de andere. In het
zijzaaltje ontdekten ze immers heel mooie schilderijen, terwijl ze in de
expositieruimte onder de geselecteerde en zogeheten kunstwerken enkel brol zagen uitgestald: gekromde planken met wat vuile verf
erop, witte doeken met strepen en planken waarop de zogeheten kunstenaar
precies zijn penselen en borstels had afgeveegd. Eigenaardig genoeg hing in
de expositieruimte tussen al dat onnozels welgeteld één figuratief werk. Het
was een minderwaardig figuratief werk, maar natuurlijk kreeg de maker ervan
de eerste prijs: honderdvijftigduizend frank. Het was zonder discussie
doorgestoken kaart. -- ’t Is duidelijk, zei Hugo,
dat alle mogelijke concurrerende werken, die figuratief zijn, werden gebannen
zodat nadien iedere toeschouwer duidelijk kan zeggen: ’t is juist, de winnaar
is ongetwijfeld de beste. -- Jij hebt toch gezegd dat je niet ging komen vandaag
en je bent toch gekomen, merkte de zaalwachter op die naar henry kwam
toegestapt. -- Dat is juist, gniffelde henry, ik heb gezegd dat ik
niet naar de proclamatie ging komen omdat er toch
niks te zien was. -- En ik heb vandaag een slechte dag gehad, merkte Hugo
op, en daarom had ik mijn maat gevraagd me iets te tonen waarmee ik eens goed
kon lachen. À propos, de muur van de koer is wél
schoon. Na die schalkse
woorden verlieten de twee officieren lachend de expositiezaal. Achter hen
hoorden ze de zaalwachter ook lachen. Voor henryEC
lagen kunst en oorlog dicht bijeen. Terwijl in België de militairen zich al
vier maanden hadden voorbereid op een oorlog, begon het pas op 14 januari
1991 tot het grote publiek door te dringen dat er een oorlog kon uitbreken.
Op dat moment begonnen plots velen te hamsteren. Toen henry zich op de morgen
van 17 januari thuis aan het scheren was, hoorde hij op de radio dat de
oorlog met Irak ’s nachts om half een was ontbrand. De Golfoorlog was een
feit en Operatie Desert Storm zou weldra een historisch begrip worden. Meteen
vertrok henry naar Zeebrugge met overheen zijn uniform een blauwnylon
burgermantel. De militairen waren immers gewaarschuwd dat de Palestijnen met
Saddam Hoessein sympathiseerden en van plan waren om terreuraanslagen te
plegen. Hierbij zouden ze het speciaal gemunt hebben op militairen. In
Zeebrugge aangekomen merkte henry dat het raderwerk van de Zeemacht zonder
horten en stoten overstapte op de oorlogssituatie. Tussendoor beëindigde hij
nog vlug het vierhonderdachtenvijftig bladzijden tellend Jaarlijks Historisch
Verslag van de groepering COMOPSNAV. Daarin vermeldde hij alle prestaties die
de groepering had geleverd in het jaar 1990, zowel van haar schepen als van
haar drie marinebasissen Zeebrugge, Oostende en Antwerpen. Daarmee was, voor
wat hem betrof, de cirkel rond, want zowat dertig jaar voordien had hij als
stafofficier van de groepering COMIENAV aldaar het
allereerste JHV gemaakt. Dat bestond toen nog slechts uit enkele bladzijden.
Maar deze keer betrof het een dik pak papier en om dit JHV snel en ongestoord
te kunnen afmaken, werkte hij het thuis af: in zijn living
vlogen zijn eettafel en alle stoelen opzij en op z’n knieën tussen een hele
hoop informatie beëindigde hij vlug zijn coherent jaarverslag. Saddam Hoessein
was ondertussen verzeild geraakt in een soort van ‘bunkermentaliteit’.
Schieten en standhouden. Dat kon niet anders dan het begin zijn van zijn
ondergang. |
|||