- 519 - |
||||
-- Ik moet van mijn ouders veel werken. Zelfs toen ik
nog naar school ging, moest ik na de lesuren ’s avonds nog drie werken doen:
als afwasser in de horeca en als kindermeisje in een paar gezinnen. Ik werkte
veelal tot drie uur ’s nachts en moest ’s morgens om acht uur terug op school
zijn. Al wat ik verdiende, moest ik aan mijn moeder afgeven. Soms kon ik een
beetje geld wegstoppen diep in mijn zakken en tussen plankjes in mijn
slaapkamer. Daarmee spaarde ik dan voor iets voor mezelf. Nieuwe schoentjes
of zo. Of om in den duik eens iets op restaurant te kunnen gaan eten. -- Dat is allemaal erg! Zeer erg! Kijk, nu hebt ge voor
uzelf voedsel mogen kopen dat ge zeer lekker vindt. Ik zal aan uw vader
meedelen dat ik dát speciaal voor u heb gekocht. -- Doe maar. t Zal toch niet helpen. Berten zal het
zelf opeten. -- En uw moeder? -- Gineď? Die is onvoorspelbaar. Ik ben altijd bang van
haar driftbuien. In haar dronken buien sleurt ze me aan mijn haar soms de
trap af of begint ze mijn keel toe te knijpen. -- Wat! En wat hadt ge op die momenten misdaan? -- Ik had volgens haar bijvoorbeeld eens de schotels
niet goed afgewassen. Maar ik kon niet meer: ik was doodmoe. Overdag naar
school, daarna drie werken en dan bij het thuiskomen moest ik ’s nachts nog
al de schotels wassen. -- Al de schotels? Wat hadden uw ouders die dag dan
gedaan? -- Wat ze altijd doen: niets. Gineď rookt ganse dagen
in den duik en is bijna nooit nuchter. Ze verbergt haar alcoholische dranken
overal in ons huis. En Berten rijdt veel weg of rookt ganse dagen in zijn
zetel en kan ook niet van de fles afblijven. -- Ik begrijp het niet: gij zijt gans anders. -- Ja. Berten is mijn officiële vader, maar de buren
zeggen dat ik van een andere vader ben. En toen begon ze
over haar vader te vertellen en dat werd een nieuw straf verhaal. Het was
typisch dat ze nooit over ‘mijn ma’ en ‘mijn pa’ sprak, maar wel over ‘Gineď’
en ‘Berten’.
|
||||