- 604 - |
||||
HOOFDSTUK LXV DE BENDE VAN LEFFINGE |
“Kon u werkelijk in die toestand blijven doorvechten?” |
|||
12 juni 1994.
Een zonnige zondag… én ‘Vaderkensdag’... én Europese verkiezingen. Het gonsde
tijdens de kiescampagne nog altijd van de geruchten over de onopgeloste zaak
van de ‘Bende van Nijvel’, een bende die enkele jaren voordien tientallen
onschuldigen zomaar had vermoord en zwaar verwond. Maar de moordenaars waren
ondanks allerlei tips en getuigen nog altijd niet gevonden! Er werd
geschreven en verteld dat het onderzoek onzorgvuldig was gebeurd. Iedereen
sprak er schande van dat de rechterlijke macht in België zijn werk niet goed
meer deed. Velen hadden het zelfs over fraude en corruptie en
maffiapraktijken. Maar daarover wilde henry nu niet dieper nadenken, want met
de zomer voor de deur beloofde het vandaag een plezante lentedag te worden.
Nadat ze ‘s morgens eerst hun stem hadden uitgebracht en daarna vanaf halfelf
een dik uur hadden doorgebracht met in het Gents Museum van Schone Kunsten
interessante schilderijen te bewonderen, vertrokken hij en zijn echtgenote
per motorhome naar haar ouderlijk huis in Brugge om haar vader Berten een
grote taart en een paar mooie geschenken cadeau te doen. Berten leek
uitermate tevreden en bewees dit meteen door ter plekke een maaltijd te
bereiden. En óók dat was nóg zoiets waarvan hij hoegenaamd geen verstand had:
de ene spijs was aangebrand en de andere was nog niet gaar. Maar noch henry
noch Timi liet daar iets van blijken en beiden slikten hun commentaar en wat
op hun bord lag wijselijk in. “Het is echt goed weer, hé,” zei Berten tijdens
de lunch, “en ik wil daarom deze namiddag eens naar Leffinge rijden. ’t Is
daar kermis en ge kunt gerust met ons meerijden. We vertrekken om vijf uur.”
Het was ‘zijn’ dag en dus gingen Gineï, Timi en henry met het voorstel
akkoord. Om zes uur
arriveerden ze te midden van het feestgedruis van het West-Vlaams polderdorp.
Een en al plezier. Het café ‘De Welkom’ zat bomvol. De feestcommissie had
zoiets blijkbaar voorzien, want naast ‘De Welkom’ was een enorme feesttent
opgezet. Daar binnenin stonden overal verspreid tafeltjes met klapstoelen en
links kortbij het tentzeil een primitieve bar met erachter één barman. Er
waren maar drie tafeltjes bezet en henry en zijn familieleden namen plaats
aan het tafeltje dat precies in het centrum van de tent stond. Hun gesprek
verliep vlotjes en de barman zorgde voor het door henry bestelde nat. Na
verloop van tijd bleven ze met hun vieren alleen in de tent achter: de mensen
van de andere tafeltjes waren in stilte vertrokken. Omstreeks zeven uur stond
Timi recht: “Ik moet efkes naar het toilet.” Ook Berten stond op: “Ik ga mee.
Het schiet me te binnen dat ik nog ergens naartoe moest bellen”, legde hij
uit, wat Timi verbaasd deed omkijken. Allebei verlieten ze de tent en drongen
door de massa van het café. Nog maar pas waren ze uit het zicht verdwenen of
enkele jonge cafégangers begonnen aan de ingang van de tent obscene en
uitdagende gebaren te maken naar Gineï, zoiets in de zin van te grote borsten
en te dikke poep. “Kijk daar niet naar”, zei henry en trachtte haar aandacht
af te leiden, maar ten langen leste was het Gineï te gortig. Ze sprong
woedend recht en stapte fel protesterend naar de amokmakers. “Wilt ge ons nu
eens gerust laten!” hoorde henry haar nog roepen toen ze bij hen was
aangekomen, maar toen ze zich omdraaide en naar haar tafeltje wilde
terugkeren, besprongen enkele ruziezoekers haar van achteren. Meteen snelde
henry zijn schoonmoeder te hulp. Toen hij echter dichterbij was gekomen,
kalmeerde alles vanzelf. Samen met Gineï keerde hij dan maar terug naar hun |
||||