|
Hoewel het
nooit bij Edmond zou opgekomen zijn om in de post te gaan werken, hadden de
oorlogsomstandigheden hem er gebracht. Zowel in Vlaanderen als in Duitsland
moest hij er allerlei jobs doen.
Nog vóór hij naar Duitsland werd opgeëist, moest hij in Gent de postauto's
konvooieren omdat hij in het leger een goed schutter was. Het verzet tegen de
Duitse bezetting groeide. De postauto's werden het doelwit van aanslagen om
zowel geld als eetbonnen te bemachtigen. En vermits
de verplaatsingen ook 's nachts gebeurden, was het dubbel opletten geblazen.
Edmond zat zoals steeds met zijn pistool schietensklaar in de holster naast de chauffeur. 't Was pikkedonker en de bestuurder had een raar voorgevoel.
Terwijl ze door de verlaten Gentse straten reden, vroeg hij: "Wat doe ik
als ze plots midden op de weg staan om me te doen stoppen?" "Gewoon
doorrijden", antwoordde Edmond.
Hij had dit nog maar pas gezegd of twee straten verder hadden ze prijs. Toen
ze de hoek omdraaiden, sprongen plots drie mannen een eind verder midden op
de straat en beduidden dat ze moesten stoppen.
Edmond hield zijn pistool ongemerkt op zijn knie
vast en de chauffeur was automatisch trager beginnen rijden. "Edmond! Ze zijn ook gewapend," siste hij, "wat
moet ik doen?" Al reed de wagen langzaam, snel naderden ze de zwaaiende,
gewapende mannen. "Nog een beetje vertragen", zei Edmond, terwijl hij de afstand schatte, en toen:
"Nu! Vol gas!" De chauffeur duwde het gaspedaal totaal in en de
auto schoot met piepende banden vooruit.
Eerst drie verschrikte gezichten en dan twee mannen die tegen een voorgevel
werden gekeild.
Met spoed en met een zucht van verlichting reden Edmond
en de chauffeur verder...
|
|