- e01 - |
||||
SPROOKJES |
||||
Ze
worden op een zoetsappige manier voorgelezen en stimuleren hierbij de
fantasie van onze kinderen. Maar ook worden de kleuters bij
deze voorbereid op een leven vol 'monsters', vol gevaren. Er wordt wel
eens de fout begaan door in de verhalen zo nu en dan sommige mensen en dieren
ten onrechte als bedreigend voor te stellen, zoals de boze
wolf die Roodkapje opeet. Doch er is ook de lelijke heks, die met haar kromme
neus angst inboezemt en levensgevaarlijk wordt, eerst voor Sneeuwwitje en
later voor Hans en Grietje. En de ridder die aanvankelijk allerlei monsters
moet verslaan vooraleer hij zijn beeldmooie prinses kan bevrijden uit het
kasteel van een wangedrocht.
Maar zijn sprookje stopte niet op de laatste bladzijde bij het woordje 'einde'. Gewoonlijk, als we dat woordje hebben uitgesproken, wordt het boek stilletjes dichtgedaan en sluiten onze kinderen tevree de oogjes en dromen weg in hun zacht, warm bedje. Maar henry was geen kind en het 'einde' was het begin van iets veel ergers. Nadat alle monsters waren overwonnen, stond plots vóór hem een enorme, meerkoppige, vuurspuwende, apocalyptische draak. Een demonische verschijning met duivelse machten.
Een gigantisch, verwoestend roofdier dat zijn volk kwam verslinden.
Voorheen had henry het gevaar niet gezien, of liever gezegd, hij had het niet mogen zien. Als militair was het hem verboden om zich met politiek te bemoeien. Pas als officier-in-rust begon hij de eerste signalen op te vangen en merkte dat er veel, ja, té veel verkeerd liep in België, het land waarvoor hij zich levenslang zó had ingezet en waarvoor zijn voorouders hun leven hadden geriskeerd! Het land dat hem opgeleid had tegen het verraderlijk, dodelijk communisme, scheen een bocht te maken van honderdtachtig graden. Onheilspellende berichten en gebeurtenissen trokken zijn aandacht.
Vlamingen zijn gewone, brave, hardwerkende, geweldige mensen. De geschiedenis leert ons dat ze steeds onderdrukt en beroofd zijn geweest. In 't begin van de eenentwintigste eeuw, doordat ze zich van 's morgens tot 's avonds uit sloofden voor hun werk en gezin, zagen vele Vlamingen opnieuw niet in welke miserabele toestand |
||||