- H m14 h27,9 - |
||
|
||
HET COMMUNISME
In een democratische maatschappij verzamelt de president de moppen die zijn mensen vertellen. In een communistische maatschappij verzamelt de dictator de mensen die ze durven vertellen.
Toen henry veiligheidsofficier werd, wilde hij zich nog meer verdiepen in de opvattingen van de op 5 mei 1818 geboren en op 14 maart 1883 gestorven Karl Marx ofte Karl Heinrich. Deze was immers de theoreticus van het communisme en had samen met Engels het 'Communistisch Manifest' geschreven, dat in februari 1848 werd uitgegeven en waarin de geschiedenis werd afgeschilderd als een aaneenschakeling van botsingen tussen de hogere en de lagere klassen, tussen de werkgevers en de werknemers. Deze laatsten zouden volgens Marx uiteindelijk winnen, eenvoudigweg door hun groter aantal. Simpel toch?
Doch, zeer vlug zag henry in dat de theorie van Marx een grote hersenschim was. Een domme utopie van een woelige geest, die voortdurend heen en weer geslingerd was tussen waarderingen, uitwijzingen en financiële moeilijkheden. Een woelige geest, die door voortdurende conflicten met de overheid tegen de overheid gekant was en enkel andere woelige geesten kon beïnvloeden.
Het standpunt van henry was, dat Marx één grondgedachte uit het oog verloor: een mens heeft de aangeboren eigenschap om in de belangstelling te staan, dé voortstuwingskracht van levende wezens.
Deze aangeboren eigenschap brengt doorgaans geluk en kan dus niet worden uitgeschakeld.
Hiermee zorgde de mens steeds voor zichzelf en de zijnen. Hierbij werd zelfs de rangorde bepaald. In het communisme echter zorgde de Partij, als voorhoede van het proletariaat, voor hem en de zijnen, moest de Partij in de belangstelling staan en bepaalde zij de rangorde. Reeds vanaf het communistisch onderwijs werden de leerlingen niet meer opgevoed om voor zichzelf te zorgen, maar om de Partij te dienen en te eren en uit te voeren wat zij beval. Leerlingen mochten dus niet meer studeren waar ze zin in hadden of waarmee ze later in de belangstelling wilden staan. Neen, in het communisme droeg de Partij ze een studierichting op waarmee de Partij in de belangstelling kon staan. De aanvankelijke voortstuwingskracht van elke mens viel alzo in de communistische landen weg en enkel onder dwang en met vervangingsmiddelen ofte ersatz kon de Partij haar boeltje nog recht houden.
Volgens henry kon het niet anders of er trad in zo'n systeem verstarring op. Massaturndemonstraties begonnen ter ere van de Partij. Het individu werd genegeerd. Niets was nog van iemand. Alles werd afgepakt en eigendom van de Partij: woningen, boerderijen, bouwgronden, weilanden, meubels, werktuigen, tot zelfs de schop van de boer en zijn vrije meningsuiting. Een land van bezitlozen. |
||