- I m22h68,2 - |
||||
|
||||
Zonneroosje
wandelde verder door de donkere gang met de gouden kandelaars tot aan het
volgende venster. Daar zag ze beneden zich Charlewie. Hij zat op een gouden
bankje tussen de bomen en omhelsde een dame met een perkamentgezicht. Hij
fluisterde haar lieve woordjes toe, precies zoals Zonneroosje tot de dieren
in het bos had gesproken. Zonneroosje was benieuwd en opende voorzichtig het
venster, en hoorde wat hij zei. “Van Mama Lisa mag ik met jou niet trouwen
omdat jij reeds getrouwd was. Daarom trouwde ik met Zonneroosje, maar jij
zult altijd mijn geliefde zijn”, hoorde ze hem fluisteren. Zonneroosje trok
vlug haar hoofd terug en sloot stilletjes het venster. Ze keek naar haar
sneeuwwitte handjes en zag plots een schittering. Een trouwring weerspiegelde
er het licht van de nabije kandelaars. De ring begon vuur te schieten en haar
ringvinger begon te gloeien. Vol schrik vluchtte Zonneroosje door de gang,
strompelde een trap af en stond plots buiten. De ring doofde. Een
beschermengel stond haar daar op te wachten. Hij nam haar op z’n rug en vloog
met haar over de velden en de weiden. Ze lachten van plezier. Maar hun pret
werd vlug bedorven. Van alle kanten kwamen er wespen. De beschermengel vloog
sneller en sneller, hoger en hoger, om aan die wespen te ontsnappen. Maar
daar belandde hij in een zwerm lichtwormpjes. Verblind door het licht stortte
hij met Zonneroosje te pletter. Het mooie
sprookje is ten einde, maar een nieuwe legende is ontstaan. * * * * * * * |
||||