- N m12 h19,13 - |
||
|
||
meer op haar jongste dochter: spaarzaam en zwijgzaam. Eens gaf tantzet, als metekind, aan Lies een nieuw tafelkleed. Als nieuwjaarsgeschenk. Tantzet had immers gemerkt dat het tafellaken op de eettafel al jarenlang dienst deed en gaten van slijtage vertoonde. Lies deed de geschenkverpakking open, dankte, deed haar kast open, waar een hele massa mooie tafellakens lag en zuchtte: "Ik zal 't maar bij de rest leggen."
Ondanks of dankzij zijn zuinige vrouw, 't is te zien vanuit welk standpunt dit bekeken wordt, en ondanks de erge tegenslagen bleef nonkel Tsjeef de plezante Gentse volksfiguur, van wie henry veel heeft geleerd om wat leven in de brouwerij te brengen, telkens als dit nodig was. Later, toen zijn nonkel al lang de pijp uit was, hield henry zijn nagedachtenis in de marine nog levendig met een hoop anekdotes, waarvan de volgende er een was.
't Was weekeinde. Tsjeef de Muilentrekker vertrok per trein met zijn vriend Prosper* naar Eeklo. Of was het Aalter? Ze gingen daar alleszins als muzikanten op de markt wat centjes proberen verdienen. Ze wisten dat vele boeren uit de gehele omtrek naar de kraampjes kwamen kijken en er inkopen deden en er een beetje gezellig kwamen praten met andere boeren. Tussendoor dronken ze in de cafés enkele pinten en dan begon het geld in hun zakken te dansen en te rammelen. Op dat rammelen van dat geld na vele pintjes, dáár rekende Tsjeef op. -- Zeg, Prosper, 't zal interessant worden. We zullen met veel geld naar huis kunnen komen. -- 'k Denk het ook, antwoordde Prosper zichtbaar vergenoegd. De stoomtrein floot zo nu en dan, maar de koeien op de weide bleven rustig staan. Die waren dat al gewoon. Veel meer was er niet te zien: koeien en allemaal groen. -- Wordt gij niet zot van dat boemeltreintje, Tsjeef? -- Bah, neen, joeng. Geniet een beetje van 't landschap, hé. -- 't Is dat 't zo traag vooruitgaat, hé. Ik zou daar zot van worden. -- Kijk, we hebben geluk. De zon begint al een beetje te schijnen. De boeren zullen geven. 't Is dát dat telt... Oei! Oei! -- Wat is er, Tsjeef? De papiertjes met de tekst van 't liedje vergeten? -- Neen, joenk. Maar 'k geloof dat 'k mij gemist heb: als ik de muziekinstrumenten heb opgestuurd, heb ik op 't formulier vergeten de plaats van bestemming in te vullen. -- Wanneer hebt ge dat gedaan? -- Gisteren. In 't Sint-Pietersstation. -- En wat gaat er dan gebeurd zijn? -- Onze instrumenten zullen waarschijnlijk in Oostende liggen! Awel, ja, de trein zal doorgereden zijn, hé. -- Chooo... Wat gaan we nu doen? Tsjeef de Muilentrekker zat nu toch op zijn lippen te bijten en naar de koetjes te kijken, die passeerden. Ja, dat was een goede vraag: wat gaan we nu doen? Plots kreeg hij een inval. -- Prosper, 'k heb het. Let maar op. We gaan veel geld verdienen! jubelde hij. Vol verwachting stapte wat later Prosper naast zijn vriend uit de trein, |
||