- N m13 h23,8 - |
|||
CRISISVERGADERING |
|||
-- Met henry? Direct bij de korpscommandant komen! gebood de N1 via de telefoon. Ogenblikkelijk liet henry alles vallen wat hij in zijn handen had en spoedde zich naar de stafblok. De toon van de stafofficier duidde op iets ernstigs.
In het bureau stonden de korpscommandant, de N1 en de hoofdgeneesheer hem ongeduldig op te wachten. Zelfs de groeperingscommandant, een vierbander, was aanwezig! -- Tussen tien en elf uur heeft één van uw matrozen zich ziek gemeld in de infirmerie, zei de korpscommandant tot henry, terwijl de N1 hem de naam van de matroos op een papiertje toe stopte. De diagnose wijst op meningitis. Dokter, aan u het woord. -- 't Is een ernstig geval. De patiënt wordt overgebracht naar een speciale afdeling van het Academisch Ziekenhuis van Gent. Als er niet vlug wordt opgetreden, kan dit in onze basis uitdraaien op een epidemie. Het is absoluut geboden dat al wie met de patiënt in aanraking kwam, tijdens de volgende veertien dagen in afzondering leeft. Ik wil absolute zekerheid, want de incubatietijd is tien dagen. Tot de eerste symptomen van hersenvliesontsteking behoren koorts, misselijkheid, hoofdpijn en braken. Ook een stijve nek kan voorkomen, later gevolgd door bewusteloosheid, verlamming, delirium en gezichtsverlies. -- Door de afwezigheid van Comdip is het aan u, henry, om direct alles in handen te nemen, vervolgde de korpscommandant. Hebt u er nog iets aan toe te voegen? vroeg hij aan de N1. -- Zeker, commandant, antwoordde deze en richtte zich meteen tot henry. Primo. Zijn kamergenoten moeten in volledige quarantaine leven. Secundo. Zijn peloton mag niet meer in aanraking komen met andere militairen en burgers. Tertio. Uw divisie mag niet meer in aanraking komen met de andere divisies. En dit allemaal tot wanneer de hoofdgeneesheer deze maatregelen opheft. -- Zijn er nog vragen, henry? vroeg de korpscommandant. Neen? Ik reken op u! Uitvoering!
Terwijl de andere officieren naar hun mess vertrokken, keerde henry naar zijn bureau terug. 't Was tien over twaalf. Alle kantoren waren reeds leeg. Geen MAD, geen secretaris, geen dactylo, geen onderofficieren, niemand. Iedereen was gaan eten. Enkel twee werkmannen, die met een boormachine enorm veel lawaai maakten om enkele gaten in de buitenmuur van zijn bureau aan te brengen. -- Heren. Kunt ge een paar uurtjes stoppen alstublieft? -- Natuurlijk, mijnheer de officier. Maar dat gaat u dan wel meer kosten. Onze baas betaalt ons per werkuur. Maar als gij absoluut wilt dat wij uitscheiden... -- Neen. Doe maar gerust verder. A propos, ík betaal u niet. Dat gebeurt... Laat maar. 'k Zal wel mijn plan trekken. |
|||