- N m13 h24,8 - |
||||
|
||||
Luitenant henry stapte meteen naar het stafgebouw, bij de "kwartiercommandant". -- Kapitein, ik heb een paravent nodig. -- Wat is dat voor een beest? vroeg de tweebander, op wie henry erg gesteld was wegens z'n guitig gedoe. -- Awel: een kamerschut, een windscherm. Voor een bureau. -- Gij gaat toch uw bureau niet verhuizen naar 't strand van Knokke, zeker? -- Neen. 't Is om de dactylotafel... he... -- Aha! Dat dactylootje is nog niet aangekomen of ge gaat al met dat schoon meiske achter een windscherm op 't strand kruipen, schertste de kapitein. -- Zoiets, ja. Mijn commandant wil het, gekscheerde nu ook henry. -- Ne goeie commandant hebt gij. Maar nu eens serieus: waarvoor moet die paravent dienen? -- Kapitein, gij waart ook op de stafvergadering toen de dactylo's werden verdeeld... -- Ja, maar ik had zoveel chance niet als gij. -- Van chance gesproken... Wij hebben geen plaats voor die dames. En daarom gaan wij het volgende doen, legde henry uit en op een papiertje schetste hij de oplossing. -- Bezorg me een werkbon en g' hebt uw paravent. -- Dat is goed. Vandaag hebt g' hem, want ge weet dat z' hier binnenkort al zijn, zei henry. -- Binnen enkele dagen hebt gij al uw paravent, besloot de "kwartiercommandant".
-- Kapitein, ik ben al enkele keren langsgekomen en nóg heb ik die paravent niet ontvangen, protesteerde henry. Overmorgen komen die dactylo's zich reeds aan mij voorstellen. -- Ik weet het. Ik weet het. Maar mijn chef van de kazerneringsploeg heeft alle winkelstraten van Brugge afgereden... Nergens een paravent te vinden! Nondemil! 'k Heb zelf thuis een paravent en gij krijgt hém. Al was het maar om van uw gezaag verlost te zijn! -- Ge zijt ne kapitein naar mijn hart, lachte henry.
De 'dactyloplaats met paravent' was in orde toen twee vriendelijke typistes zich kwamen voorstellen. De ene werkte vier uur vóór en de andere vier uur na de noen. Dus stelde henry een werkmethode op, zodat het typewerk vlot overging van de morgen naar de namiddag.
Aan onder meer hun luitenant dienden die dactylo's regelmatig een dringend typewerk terug te bezorgen of uitleg te vragen over een onduidelijk woord op het klad. Dan waren ze met hem alleen, doch nooit ofte nimmer behandelde hij hen anders dan zijn andere ondergeschikten. Enkel zijn stem klonk iets zachter. Kwestie van zich aan te passen.
Een verhouding met een ondergeschikte is fataal! |
||||