- N m14 h27,23 - |
||
|
||
EERSTE MEESTER-CHEF OSWALD
Luitenant henry kon zich geen betere adjunct voorstellen: Oswald was een vriendelijke kerel, een betrouwbare medewerker, een galante zeeman en een gezellige huisgenoot, kortom een man naar henry's hart, 'ne crème' van een vent zowel in de marine als in de burgerij. Op zekere namiddag zaten henry en zijn drie bureaugezellen ijverig hun papierwinkel te doorknabbelen, toen henry de stilte met een vraag doorbrak. -- Oswald, hebt gij te lang in de zon gezeten of zo? -- Zeker niet, luitenant, schudde de Oost-Vlaming een en al glimlach het hoofd. -- 't Is maar dat ge zo rood ziet in uw gezicht. -- Nu ge 't zegt, ik voel me eigenlijk niet al te goed. Ik ga eens in de spiegel van het toilet naar mijn gezicht kijken, zei Oswald en begaf zich naar het mannelijk privaat, achter 't hoekje, vijftien meter verder. -- Ge hebt gelijk, luitenant, begon Oswald toen hij terug kwam, dat is niet normaal. Ik voel me echt niet goed. -- U een beetje overwerkt? Zoudt ge niet beter naar huis gaan om wat uit te rusten? Van mij moogt ge direct vertrekken. -- Dank u. Zó erg is het nu ook niet. -- Misschien is het interessant om toch eens naar onze infirmerie te gaan. -- Dat is niet nodig. Ik begin me al een beetje beter te voelen.
Drie dagen later...
-- Kijk, luitenant, 'k heb het weeral in mijn gezicht, sakkerde de anders zo levenslustige Oswald. Ik heb het daarjuist in het toilet opgemerkt. -- Ja, g' hebt het weeral zitten. Nochtans had g' het de voorbije dagen niet. 't Is komiek. 'k Zou in uw plaats toch maar eens naar de infirmerie gaan. -- Liever niet. Want 'k denk dat ik weet waaraan het ligt. -- Ja? keek henry verwonderd op. -- Ik eet regelmatig in de mess. Maar er zijn ook dagen waarop ik mijn boterhammen meebreng. Mijn vrouw maakt ze dan 's morgens klaar en in mijn thermos giet ze mijn warme koffie. Vandaag at ik niets, maar dronk ik voor het eerst terug van die koffie en bestelde me, zoals in de voorbije dagen, in de bar twee pintjes. En, kijk, nú krijg ik weer hoofdpijn, 'k voel me duizelig en mijn gezicht is weer rood uitgeslagen. -- Gij denkt toch niet dat uw vrouw iets in uw koffie... -- Toch wel, luitenant, ik vermoed dat ze antabus in mijn koffie doet. -- Zonder dat gij daarvan op de hoogte zijt! Maar dat is gevaarlijk. Dat is strafbaar. Hebt gij voor iemand antabus in huis liggen? |
||