- N m14 h31,4 - |
|||
HOE henry's AFKEER GROEIDE JEGENS ZIJN ECHTGENOTE
|
|||
De afkeer van iemand of iets kan opeens opgewekt worden of kan ook stilaan beginnen groeien.
MM Voortdurend opgehitst door haar moeder MM, had Monique het zover gebracht dat henry hoe langer hoe onregelmatiger naar huis kwam. Na de liefde vlood nu ook de vriendschap. Als zijn zoontje hem niet nodig had of als de schildersmicrobe hem niet had gebeten, vertoefde hij bij z'n minnares-van-de-maand of maakte hij een toertje, meestal op z'n eentje, maar ook soms met een collega-officier of een vriend. Zo staat er in de archieven onder meer, dat op 11 juni 1972 MM en haar dochter het werkelijk zó bont hadden gemaakt, dat luitenant henry 's anderendaags zijn naaste ondergeschikten uitnodigde om eens samen een stapje in de wereld te zetten, wel te verstaan na de dagtaak. Dát beloofde en dáár gingen zeven prachtkerels gaarne op in. 's Avonds verlieten zeven zeemachters in uniform de basis om het uitgaansleven van de oude binnenstad en de ommelanden wat op te vrolijken. 't Werd een zware dobber met veel gerstenat, wat normaal was als zeemachters geschiedenis wilden maken. Van café naar dancing en van dancing naar café. 't Was zó zwaar dat slechts twee van hen het met hun luitenant vol hielden tot vijf uur 's morgens: Oswald-den-ladykiller en Guido-den-moustache. Omstreeks twee uur 's nachts waren ze terug nabij de Brugse haven beland en het drietal voelde zich, hoe kon het ook anders, aangetrokken door de groene en roze lichtjes van een kabberdoeske. De luitenant parkeerde meteen. Met z'n drieën daar naar binnen. Achter de toog twee te troosten presentabele vrouwtjes, die direct opfleurden, terwijl de zeemachters hun kepies naar de kapstok jongleerden. Daarna ontspon zich een minder intellectueel, maar des te intiemer en warmer gesprek en de vrouwtjes bloeiden open. Na ettelijke glazen en glaasjes kwamen twee ongenode gasten binnen. Zij gingen op het einde van de toog zitten, bestelden twee biertjes en, ziende dat hun haring niet ging braden, vertrokken na een kwartiertje. Als bij ingeving keek luitenant henry na hun vertrek naar de kapstok: twee kepies. Slechts twee! Die met de officierskokarde hing er nog, dus... -- Mannen! Heeft er één van u misschien? begon henry, maar hij kende al het antwoord en stormde naar buiten. De twee ongenode gasten waren ondertussen reeds per auto vertrokken en stonden twintig meter verder onnozelweg middenin de stille nacht vóór een rood verkeerslicht braafjes te wachten, hoewel er van heinde en verre op dat ogenblik geen enkel vervoermiddel te bespeuren viel en er van flitscamera's in die tijd nog geen sprake was. Luitenant henry rende naar de auto en trok de rechterdeur open. -- Geef direct die kepie terug of ik schop een bult in uw carrosserie! brulde hij. Twee verblufte gezichten keken hem aan en op dat moment zag henry de dure kepie van zijn onderofficier naast hun voeten liggen. -- En een beetje rap, hé, of..., dreigde henry en meteen kreeg hij de kepie. |
|||