- N m17h44,2 - |
|||
|
|||
-- Dat is straf! Ik veronderstel toch dat uw familie op uw trouw zal aanwezig zijn? -- Natuurlijk. -- Awel dan. Daar zijn toch zeker twee familieleden bij die ge als getuigen kunt aanduiden? -- Ja, maar ik heb toch liever Theo en u. -- Als 't zo zit... Theo, wat denkt ge? -- Commander, ik volg u. -- Goed. Dan doen we het, besloot henry. Dat was voor Blijmans voldoende om volop te beginnen feesten. Zijn vreugde steeg ten top, de tourneetjes werden in ijltempo besteld en om dertien uur verliet het gezelschap goedgemutst de bar. -- Ik nodig u alle drie uit om mijn vrijgezellenleven te helpen beëindigen. Stap maar in mijn auto. En weg waren ze, richting Aalst. Daar trakteerde commander henry hen in een bar op brochettes en dronken ze nog ettelijke pinten. En zo ging het maar voort, deze keer naar een dancing. Blijmans was het zelfs bijna vergeten dat hij nog moest trouwen. -- 't Is al kwart vóór vijf. Moeten we niet stilaan naar uw gemeentehuis vertrekken? polste henry. -- Och, commandant, we hebben nog genoeg tijd, antwoordde Blijmans. 'k Moet er maar om zes uur zijn. Doch kort nadien besloot Blijmans toch maar om te vertrekken. Aan haar woning werd eerst Lieve afgezet, die hen daar ook nog eens een glas serveerde. En daarna begon eindelijk de rit naar het gemeentehuis, althans zo dachten toch henry en Theo, want 't werd stilaan een kwestie van tijd. Maar hun brein had geen rekening gehouden met het mateloos optimisme van Blijmans, dat buiten de diensturen geen rekening meer hield met twee ronddraaiende naalden, bij de schoolkinderen al beter gekend als de grote en de kleine wijzer van het uurwerk. In plaats van in een hoop straten met in 't centrum een gemeentehuis terecht te komen, zagen henry en Theo vanuit de auto steeds maar meer en meer koeien en bomen passeren. -- Waar rijdt ge eigenlijk naartoe? vroegen ze. -- Naar mijn huis, hé. -- Moet ge nog naar uw huis ook? -- Bah ja, 'k moet me toch nog omkleden. -- Oh! Dat ook nog! -- Ja, maar dat gaat vlug, hoor, suste Blijmans. Ondertussen was hij naar rechts afgeslagen en begonnen ze door een zeer, zeer lange dreef te rijden met links en rechts mooie, stille landerijen. Even dwaalden henryEC zijn gedachten af en zag hij de doeken van enkele landschapschilders: Pieter Bruegel, Vincent van Gogh, Claude Monet en Pissarro. Mooi, dacht hij, maar veel te braaf voor mij. -- Kijk, ziet ge ginter die boerderij op 't einde van de dreef? Daar woon ik, meldde Blijmans. -- Ginter, halverwege aan de linkerkant, komt een vrouw afgewandeld, merkte henry op. Ze is gans in 't wit en heft haar kleed wat op... -- Oh, ja, 'k heb haar ook gezien. Dat is mijn toekomstige. |
|||