- N m17h44,3 -

 

 

-- Uw... wat? Is dat dan de bruid? Oeioeioeioeioei!

Razendsnel naderden ze nu de jonge vrouw. Precies vóór haar kwam de auto met piepende remmen tot stilstand en Blijmans draaide het zijraampje open.

-- Ik sta hier al sinds kwart over vijf... Binnen drie kwartier trouwen we! stamelde het meisje.

-- Dat weet ik ook, riposteerde Blijmans.

-- Waarom zijt ge zo laat? kreunde het meisje op haar hoge hakken, terwijl ze haar hoofd binnen stak.

-- Omdat er veel werk was, antwoordde Blijmans, die terstond het raampje terug dicht draaide en meteen met gierende banden verder reed.

-- Blijmans, g' hebt vergeten haar te laten instappen! fluisterde henry.

-- Nee nee, 't is maar tien minuutjes gaans voor haar. Ze komt wel achter, knikte Blijmans overtuigd.

Theo en henry keken elkaar met opgeblazen wangen aan. Wat gingen ze nu nog beleven? 't Was nu al erg genoeg geweest... maar 't ergste moest nog komen. Blijmans raasde het boerenerf binnen, waar de helft van de familieleden ongeduldig in feestkleding stond te wachten. De andere helft was bezig met een moto te herstellen. Commandant henry voelde zich in een totaal andere wereld en overschouwde welgezind het erf met zijn eenvoudige, vriendelijke mensen.

-- Waar zijt gij zo lang gebleven? vroeg een onthutst ouderpaar aan Blijmans.

-- Veel werk, veel werk. 'k Heb 'mijn' commandant meegebracht. En ik ga mij ondertussen omkleden, brak Blijmans het gesprek af en verdween daarna door een deurgat.

Welke complicaties gaan er zich nu voordoen? dacht henry bij zichzelf. Hij was wel commandant, maar zeker niet de overste van Blijmans. Doch diens woorden hadden een onverwacht effect: de kwaaiigheid van de familieleden verdween als sneeuw voor de zon en ze benaderden nu 'de commandant van het ministerie' met eerbied. Om Blijmans te beschermen kon henry niet anders dan het spelletje meespelen: hij stelde Theo voor als zijn 'vleugeladjudant'. Voor de lol. Maar het sloeg in als een bom. De familieleden hadden de 'commandant van het ministerie' en 'zijn vleugeladjudant', vooraleer ze het goed en wel beseften, onder een hoffelijke begeleiding de weg getoond naar een aparte kamer.

-- De heren hebben waarschijnlijk wel van zo'n lange rit dorst gekregen? Wat mag het zijn?

-- Dat is zeer vriendelijk van u, maar dat hoeft niet, probeerde henry, wij hebben geen dorst.

-- Dat kan toch niet, hé. Kom, kom, ge moet u niet inhouden, hé. Wij hebben hier sterke drank genoeg, zulle. Een paar dreupels zullen u goed doen. Heren, ge weet toch dat ge zo'n jeneverke in één keer moet binnenkiepen, hé?

Dit gezegd zijnde, lieten ze 'de heren' alleen. Hoewel Theo even groot was als henry, maar dan wel twee keer zo breed, was hij van de twee zeemannen blijkbaar toch het minst bestand tegen alcohol. Tenminste, henry zag toch dat de blik van zijn 'vleugeladjudant' bij elke dreupel telkens iets troebeler werd.

-- Commander, 't is toch straffe kost, hé?

-- Theo, we moeten een beetje temperen, hé. We moeten nog naar die ceremonie, weet.

-- Oké, oké, commander. Uw bevel zal uitgevoerd worden.