- N m17h45,11 -

 

DE

ZIEKTES

VAN LA BELLE

Commandant henry z'n geweten knaagde. La Belle had van haar leven een grote rotzooi gemaakt: geldgebrek, kind gekidnapt, een stikjaloerse partner. Werkelijk een triestige situatie. En toch moest henry in het belang van zijn 'schip' tegen La Belle optreden, omdat hij haar verdacht van overmatig ziekteverzuim, dat haar voorzeker door haar partner werd opgedrongen. De Gentenaar henry had - enkel voor zichzelf natuurlijk - haar partner al de bijnaam gegeven van 'de babbelaar', of nog laakbaarder: 'den patat'. Militairen waren door hun strikte opleiding totaal anders ingesteld dan bijvoorbeeld iemand zoals La Belle. Voor henry was het de eerste keer dat hij met zo'n ondergeschikte te maken had. Op een morgen, toen La Belle voor de zoveelste keer ziek thuis was gebleven:

-- Kom, laat alles vallen: we moeten ergens naartoe, sprak henry tot zijn Number One.

Om te verhinderen dat iemand La Belle toch zou verwittigen, gaf henry pas uitleg als ze in zijn Volga zaten:

-- We gaan La Belle controleren. Haar ziektebriefjes zijn altijd in orde. Daar kan ik nikt tegen beginnen. Ik kan nu wel een arbeidsgeneesheer op haar afsturen, maar eerst wil ikzelf eens controleren of ze wel degelijk thuis zit. Dat schrijft het reglement voor. Als ze niet thuis is, ontscheep ik haar direct.

-- Moet ik daarvoor meegaan?

-- Ja. Ik alleen, dat is delicaat. Een vrouw controleren die alleen thuis zit, is voor een man te riskant.

Ze woonde in een eenvoudig appartementsblok en henry parkeerde de Volga uit haar gezichtsveld.

-- Volg mij maar, zei hij. Ik wil haar verrassen en weten wat ze aan het doen is. Daarom moeten we in dat blok geraken tot aan de deur van haar appartement zonder dat ze op onze aankomst is voorbereid. Als bandieten dat kunnen, kan een marinier dat ook. En in geen geval aanbellen!

In de inkomsthal hingen al de namen van de inwoners, maar geen enkele van La Belle of van Patat.

-- Kijk, hier is een plaatje waar geen enkele naam opstaat. De deugnieten! Dát moeten zij dan zijn! Hiermee weten we al op welke verdieping zij woont.

 Nadat ze enkele minuten wat hadden staan praten, zag henry een inwoonster naar de hal komen om het blok te verlaten. Hij duwde net naast een bel en begon tegen het microfoontje te spreken:

-- Op welke verdieping? In orde, wij vinden wel de weg...

Ondertussen opende de inwoonster de ingangsdeur, hoorde het gesprek gedeeltelijk en vond het dan ook normaal dat de twee mannen binnen gingen vooraleer de deur toe klapte. Met de lift geraakten ze tot op de juiste verdieping. In de nogal smalle gang controleerden ze de naamplaatjes.

-- Overal een naam op, uitgenomen hier, fluisterde henry, hier moet het dus zijn.

Hij duwde op de belknop en Patat deed de deur open. Deze keek verrast, maar liet de twee oversten toch binnenkomen. La Belle was thuis. Tot daar alles in orde. Er ontspon zich een gesprek, uiteraard in het Frans.