- N m19h54,1 -

 

 

TIMI  VERTELT  OVER  HAAR  GEBOORTE

-        13 februari 1972 -

 

 

 

 

Toen ik geboren werd, waren mijn ouders allebei zo zat als een patat. Dat waren ze altijd trouwens. Dat heb ik van de buren gehoord. Ik zag het levenslicht middenin de nacht. ’t Is te zeggen, van dat levenslicht heb ik op dat moment waarschijnlijk niet veel gezien, want ’t was niet alleen middenin de donkere nacht, maar bovendien staken ze me direct in de couveuse. Hoe dat kwam? Dat zal ik u eens vertellen, zie.

Mijn ouders waren die nacht op de Vismarkt op café geweest. Ze waren toen nog niet getrouwd en Gineï was zes maanden ver. Ze lag in haar bed te snurken als een varken, toen haar water brak. Hoe ik uit haar ben geraakt, weet ik niet meer. Ja, ’t is een wonder. Eerst dacht Berten dat ze in haar bed had geplast. “Zuip wat minder,” zei hij, “zodat ge in uw bed niet begint te plassen!” Maar toen ze haar weeën kreeg en toen die kort op elkaar kwamen en erg pijn deden, moest Berten van Gineï wel naar de dokter bellen. Dat deed hij bij Suzanne, onze buurvrouw. Zelf hadden ze geen telefoon. Hij trommelde haar uit haar bed. ’t Was dokter Lanssens, onze huisarts, die Gineï met z’n eigen wagen naar het hospitaal heeft gebracht. De bevalling gebeurde zonder verdoving. ’t Mocht niet, omdat ze te veel alcohol in haar bloed had. Na één uur gaf ik nog geen teken van leven, tenminste zo vertelden ze het me toch later. En Berten, die was ondertussen terug gaan zuipen. Hij kon niet tegen die hospitaalgeur, tenminste dat zegt hij toch altijd. Alleen Maurice bleef in de omtrek. Dat was een goede vriend van Gineï. Ik moest drie maanden in de couveuse blijven liggen. Alleen Gineï kwam naar mij kijken. Elke dag. En Maurice ook. Mijn pépé-van-dichte – dat was de vader van Gineï en die woonde bij ons in - wist niet goed wat een couveuse was. Hij vertelde in de cafés dat ik in de diepvries lag. Natuurlijk lagen de mensen dan dubbel van het lachen. “Jaja, ’t is echt, mijn kleindochtertje ligt in de diepvries”, bleef hij almaar herhalen en werd zelfs kwaad omdat ze hem niet geloofden. Na drie maanden mocht ik naar huis en kreeg ik daar de papfles van Berten. Gineï durfde me niet oppakken, omdat ik zo fragiel was. Ook een zekere Lagroux - een vriend van Berten, met of zonder x, ik weet het niet -  zorgde nadien ook goed voor me. Die was altijd zeer vriendelijk voor mij en ik kreeg van hem cadeautjes. Beertjes en zo. Ik sprak hem altijd aan met Nonkel Lagroux. Net zoals Berten reed hij altijd met Amerikaanse wagens. Berten reed toen met een grote, zilveren Pontiac. Meer dan dat herinner ik me niet meer over mijn geboorte.

 

 

 

 

 

 

 

i