- N m19h54,6 - |
|||||
Timi vertelt
over KADHAFI en
gewapende moslims |
|||||
Ik had
eigenlijk twee peters. Een pépé-van-verre, die buiten Brugge woonde. In
Assebroek of zo. Dat was de vader van Berten. En een pépé-van-dichte, over wie
ik al gesproken heb. Op zekere dag had hij in een café kennis gemaakt met ene
Kadhafi en bracht hem mee naar ons huis. Op die manier werd Berten met hem
bevriend. Dat heeft me bijna ook de dood ingejaagd. Kadhafi beweerde dat hij familie was
van dé Kadhafi, de leider van Libië. Ik dacht eerst dat hij een Algerijn was,
want hij had zwart krulhaar, zoals de negers. Hij was klein, smal en had een
bruin getinte huid. Hij was hier verzeild geraakt omdat hij in een Limburgse
kolenmijn had gewerkt. In Assebroek had hij een sociale woning gekregen. Daar
woonde hij met zijn vrouw en twee zonen. Zijn vrouw was een Vlaamse. Slank.
Nooit gesluierd. Zeer vriendelijk. Hij en Berten begonnen samen op café te
gaan. Tot daar was er geen probleem, want ik was het gewoon dat Berten aan de
zwier ging. Alleen ’s nachts was het ambetant als ze thuiskwamen. Als dat in
Assebroek gebeurde, riep die moslim zijn vrouw uit haar bed en ze moest
direct voor hen eten klaarmaken. En als dat in de Predikherenrei gebeurde,
was dat net van hetzelfde. Dan riep Berten ons wakker en dan moest ik direct
iets klaarmaken op de stoof, want we hadden geen gasvuur. Ik moest dan de
stoof op zeven zetten, de kolen goed opschudden en bakte voor hen middenin de
nacht een eitje. Of ik smeerde voor hen een boterham met choco of confituur.
En dat moest van Kadhafi allemaal rap gebeuren. Dat beviel Berten zeer goed
en ik moet zeggen dat hij hoe langer hoe meer de gewoontes van Kadhafi
overnam. Als ze dronken waren, sloegen ze hun vrouwen. Ik begon Berten daarom
zo nu en dan ‘De Moslim’ te noemen. En toen gebeurde het. De oudste zoon van
Kadhafi pleegde samen met een paar andere jongeren een roofmoord op een oud
mannetje en ze kwamen in het gevang terecht. In de moslimmiddens werd er ook
op gereageerd. Kadhafi verkocht direct zijn auto en belde naar de telefoon
van Suzanne en vroeg naar Berten en vroeg om hem te komen halen. ’t Is pas
dan, toen hij bij ons thuis kwam, dat we van hem vernamen welke misdaad zijn
zoon had begaan. Kadhafi beefde van de schrik en hij zei dat hij ging
vermoord worden. Hij smeekte ons om hem te verbergen. Berten werd ook erg
bang en wist niet wat gedaan. Ik nam Kadhafi mee naar de tweede verdieping,
naar de zolder. Hij, een moslim, vond het een drama dat een vrouw hem moest
helpen. Op zolder stonden twee grote houten platen tegen ons schuins dak.
Achter zo’n plaat met een hele hoop brol en lege dozen vóór zich heeft hij
zich verstopt. Ik heb hem nadien nog een plaspot bezorgd. Hij bleef daar
verschillende dagen ineengedoken stilzitten. Opeens hebben ze onze
kadukelijke voordeur ingetrapt. Totaal onverwacht. Ze waren met vier. Vier
moslims. Erg gemene kerels. Allemaal gewapend. Ze spraken Nederlands. We
moesten blijven zitten. Twee liepen de trap op en twee bleven beneden. Ze
doorzochten alles. Daarna begonnen ze Berten te ondervragen. Dat doodseskader
is nadien nog tweemaal teruggekeerd. Daarna is een herstelploeg gekomen: drie
vriendelijke moslims. Zij hebben onze deur hersteld. Omdat het een onhoudbare
toestand werd, moest ik Kadhafi naar een andere plaats overbrengen. Dat deed
ik ’s nachts. Ik bracht hem naar Maurice. Die heeft het nooit geweten dat er
iemand op zijn zolder zat. Kadhafi fietste ernaartoe en ik zat op de
bagagedrager. Ik had de sleutel en we zijn stilletjes naar de zolder
geslopen. Daar zat Kadhafi weggestopt in een diepe, oude kast, waarvan de
bovenkant kapot was. Een week lang heb ik hem eten gebracht. Daarna is hij
verdwenen. Och, toch nog heeft hij ons een paar keer bedankt. |
|||||