- N m19h54,8 - |
||||||
Timi
vertelt over DE
KASTEELHEER VAN LOPPEM |
||||||
In mijn
jeugd had ik maar weinig mensen op wie ik werkelijk heb kunnen rekenen.
Slechts een vijftal: mijn pépé-van-dichte, Maurice, de Liftboy, een marineofficier
en de kasteelheer van Loppem. En er was ook nog een meisje met wie
ik zeer bevriend was geworden. Ze woonde om de hoek, in het Hoogstuk, zowat
halverwege. Ze was tien jaar ouder dan ik. Ze had een hond, een bobtail. Daar
was ze zeer fier op. Ze zag hem zeer graag. Veelal kwam ze om mij om samen te
gaan wandelen met de hond. Ze had geen familie, zelfs geen vriend. Alleen die
hond. Hij betekende dan ook alles voor haar. Elke dag deed ze een wandeling
met hem langs de Brugse Vesten. Maar op zekere dag had de stad daar zonder
waarschuwing rattengif gestrooid. Daar heeft haar bobtail wat van opgesnoven
en is daardoor gestorven. De stad wilde geen schuld bekennen. Ik heb aan mijn
vriendin nog gezegd: “Koop een nieuwe bobtail”. Maar ze bleef maar schreien
en schreien. Een maand later heeft ze zelfmoord gepleegd. Dat heeft me diep
geraakt. Ge weet al dat mijn pépé-van-dichte bij ons inwoonde. Nu is hij
gestorven, maar vroeger steunde hij me altijd. Hij was veel weg op café, en
dat door twee ongelukkige huwelijken. Zijn eerste vrouw is gestorven tijdens
de geboorte van haar eerste kind. Ze was nog jong en haar overlijden had hem
diep getroffen. Zijn tweede vrouw heeft hem laten zitten voor een andere
vent. Mijn pépé-van-dichte was nochtans een brave man. Niet al te ver van ons
huis woont Maurice, een vriend van mijn moeder. Maurice is mijn echte peter,
maar hij is geen echte dierenvriend. Hij ving me regelmatig op als mijn
ouders op toer gingen. Als ze me zeiden dat ik na de school naar Maurice
moest gaan, wist ik al genoeg. Soms moest ik wel eens naar huis komen en ik
zat daar dan gans alleen. Op zo’n moment zijn daar eens plots twee chique
mannen binnengekomen. Ze hadden daarvoor maar simpelweg eens tegen onze
kadukelijke voordeur moeten duwen. Die stond ten andere meestal open. Ze
vroegen me eerst of mijn ouders thuis waren en gingen dan zitten. Ze zaten me
op een rare manier te bekijken en zeiden me dat ik een mooi meisje was. Ze
hadden duidelijk slechte bedoelingen. Zo nu en dan waren ze iets aan het overleggen.
Ik vertrouwde dat niet allemaal en zei hen dat mijn ouders op elk moment
gingen binnenkomen. Ze hebben zelfs getracht me mee te lokken, maar dat lukte
niet. Ik was zelfs blij dat mijn ouders er niet waren, want wat zou er
gebeurd zijn als ze van hen een grote geldsom voor mij hadden gekregen? Na
een tijdje zijn die twee gasten dan maar vertrokken. Ik vraag me nu nog
altijd af wie mijn adres aan hen had gegeven. Eén van mijn twee beste
vrienden uit mijn kinderjaren was en is nog altijd de Liftboy.
|
||||||