- N m9 h14,14 - |
||||
|
||||
had. Door deze laatste wist ik alles en pa verschafte me de mogelijkheden om de theorie in de praktijk om te zetten.
Welke mogelijkheden? Wel, eigenlijk deed hij het heel subliem. Op het einde van een werkweek zaten we alle vier aan de keukentafel: mijn ma, pa, broer en ik. Na het avondmaal nam mijn pa opeens het dagblad en zei tot mijn ma: "Clarisse, ik zie dat er zondag een goede film is in de cinema Capitole. Hij begint om vijf uur. Wat denkt ge...?" Mijn ma knikte goedkeurend. "We zullen dus weg zijn van vier tot acht uur", vervolgde hij nadrukkelijk. Hierdoor wist ik meteen wanneer het huis vrij was voor Monique en mij. Vanaf die week gingen mijn ouders elke week naar de cinema... Ik wist telkens vanaf welk uur en tot welk uur. Hierdoor moesten Monique en ik nooit iets stiekem op de openbare weg doen. Of toch bijna nooit, hé, want eh...
Je vader was een spitsvondig man. Ja, mijn ma en pa deden precies alsof ze van niets wisten. Ze vertrokken en kwamen terug thuis op de "afgesproken" uren. Uitgenomen één keer. Misschien lag het aan mij en had ik mijn pa verkeerd verstaan. 't Was winter. Monique en ik lagen op de tweede verdieping onder de dekens. Er was geen verwarming. De mansarde had ik zelf enkele jaren voordien omgebouwd tot mijn slaapkamer, zodat mijn broer op de eerste verdieping meer plaats had voor zijn tekentafel. Tegen de twee lage venstertjes stond nog steeds een grijs, ijzeren gasvuurtafeltje, dat ik destijds had omgebouwd om er chemische proeven op uit te voeren. Aan de andere kant stond mijn bed tegen de muur. Het licht van de straatlantaarns van de Jozef Vervaenestraat wierp spookachtige schaduwen op de muren van de donkere, ijskoude zolderkamer. In de schemer herontdekten we mekaar onder het beddenlaken tot plots... Boem! Wat was dat? Beneden, het dichtslaan van de voordeur! Ik sprong uit bed, deed de deur op een kier open en hoorde beneden in de gang stemmen. "Monique, ssst, 't zijn mijn ouders. Ze zijn vroeger thuis dan verwacht." Rillend kropen we in onze klederen. Ik fluisterde haar toe wat we gingen doen, ook in 't geval als zij of ik per toeval toch op die ene krakende houten trede een voet zou neerzetten. "Maar dat zal niet gebeuren. Let op mij," zei ik nog, "volg me van nabij en doe zoals ik. Bijna op 't laatst zal ik de trapleuning met beide handen vastnemen en een grote stap doen om die trede over te slaan. Doe dat dan ook." Voorzichtig daalden we daarna, de schoenen in de rechterhand, op onze kousen in de donker de trap af. Op het laatste bordes zagen we door een venster dat mijn ouders achteraan in de keuken waren. Wat lager stapte ik over de 'hindernis', maar Monique plofte pardoes haar voet op de slechte tree. Kraak! Terstond voerden we het 'noodplan' uit: vliegensvlug stormden we naar de voordeur, schoenen aan, voordeur open, met een smak terug dicht, een draai aan de lichtschakelaar. Net toen het licht aan was, kwam mijn vader in de gang kijken. "Ah, komt ge ons zo laat nog eens bezoeken? Da's vriendelijk", meesmuilde hij. |
||||