- 052 -

 

 

 

 

 

 

 

jongen goed behandelen! En u zult noch De Tijn noch mijn zoon laten boeten voor mijn klacht tegen u. Mijn zoon moet van mij voor u respect blijven hebben en tegenover u beleefd blijven. Doch, ik verwittig u. Hij moet mij verder op de hoogte houden als er nog onwettige, maar voornamelijk onrechtvaardige dingen in de klas gebeuren!

 

* * * * * * *

 

Die zin voor rechtvaardigheid heb je duidelijk van je vader.

Van hem en mijn voorouders, denk ik. Ook was ik zeer aanhankelijk. Stel je voor: tot mijn elfde jaar ging ik met mijn pop slapen! Andere jongens hadden een beertje, ik een pop. Een meisje met lang, zwart haar en glinsterende, blauwe oogjes die toe gingen als ze naast mij in bed "sliep". Ik voelde me op en top een jongen, maar een pop vond ik toch intiemer dan een beertje. Mijn aanhankelijkheid voor mijn ouders uitte zich onder andere doordat ik al mijn spaargeld bewaarde om hen op elke feestdag geschenken te kunnen kopen. Voor hun kerstdag, hun nieuwjaar, hun verjaardag, voor moederkesdag, enzovoorts. Ik kocht liever iets voor hen dan voor mezelf. 't Was ten andere niet nodig dat ik iets voor mezelf kocht. Ik vond dat ik niet veel nodig had. En wat ik echt, werkelijk echt nodig had, kreeg ik van mijn ouders. Zoals mijn schoolgerief. Op sinterklaasdag kregen mijn broer en ik van hen steeds aangename geschenken. De eettafel was dan in twee helften verdeeld, één voor mijn broer en één voor mij. Ik vroeg steeds een beestje als mijn vorig gestorven was. Mijn goedkoopste en nochtans schoonste sinterklaasgeschenk was een "steenratje", zoals een cavia toen werd genoemd. Ik was in de zevende hemel.

 

Geloofde je in Sinterklaas?

Oh, ja! Zeer lang zelfs. Het is goed een kind in een romantische, fantasierijke droomwereld te laten wegdwalen. Tot mijn elfde jaar geloofde ik dat Sinterklaas steeds in december uit Spanje kwam en dan 's nachts, gezeten op zijn ezel, met zijn helper Zwarte Piet over de daken passeerde. Op sinterklaasavond hadden mijn broer en ik dan aan de schouw elk een schoen gezet, waarin we een wortel hadden gelegd. Kwestie van de ezel ook goedgeluimd te maken, hé. 's Anderdaags riepen onze ouders ons op en stond de tafel vol snoep en geschenken en waren onze wortels verdwenen. Dat was voor mij een duidelijk bewijs dat Sinterklaas en Zwarte Piet via de schouw tot in ons huis waren geweest. Dat maakten de volwassenen ons tenminste wijs. En als kind droomde ik blijkbaar liever dan meetkundig na te gaan of alles wel degelijk klopte. Bovendien waren mijn broer en ik blijkbaar brave kindertjes, want anders had Zwarte Piet ons met de andere stoute kinderen in zijn grote zak meegenomen...
Och, wat kan de droomwereld toch mooi zijn, hé.